Uitspraak Nº 18/985 en 18/986. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-04-30

ECLIECLI:NL:CBB:2019:163
Docket Number18/985 en 18/986
Date30 Abril 2019
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 18/985 en 18/986

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 april 2019 op de hoger beroepen van: [naam 1] B.V., te [plaats] en

[naam 2] B.V., te [plaats] ,

(hierna: [naam 1] , [naam 2] , of gezamenlijk als: [naam 3] )

(gemachtigde: mr. J.M.M. van de Hel),

en de Autoriteit Consument en Markt (ACM),

(gemachtigden: mr. P.S. Kösters en mr. E.L.M. Mout-Vos),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2018, kenmerk ROT 17/686, in het geding tussen

[naam 1] en [naam 2] en ACM
Procesverloop in hoger beroep

[naam 3] en ACM hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 19 april 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:3062).

[naam 3] heeft een reactie op het hogerberoepschrift van ACM ingediend. ACM heeft een reactie op het hogerberoepschrift van [naam 3] ingediend. Bij die reactie heeft ACM een aantal stukken overgelegd onder de mededeling dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 10 januari 2019 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming ten aanzien van de geel gemarkeerde gegevens in bijlage 8 bij dossierstuk 48 niet gerechtvaardigd geacht, nu ACM in een eerder stadium reeds een openbare versie van dat stuk aan de rechtbank had toegezonden. Ten aanzien van de geel gemarkeerde gegevens in bijlage 7 van dossierstuk 48 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. [naam 3] heeft het College toestemming verleend om mede op grondslag van die gegevens uitspraak te doen.

Bij brief van 22 januari 2019 heeft [naam 3] aanvullende stukken ingediend.

Bij brief van 23 januari 2019 heeft de griffier aan partijen meegedeeld dat de zaken gevoegd zullen worden behandeld met de hoger beroepen van [naam 4] B.V. (hierna: [naam 4] , 18/141) en van ACM (18/142) tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 december 2017 (ECLI:NL:RBROT: 2017:9657). Daarbij zijn tevens enkele kwesties van openbare orde aangekondigd die het College ter zitting in ieder geval aan de orde zal stellen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2019.

[naam 3] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Aan de zijde van [naam 3] zijn voorts verschenen mr. M.A. Meijssen en R. Bergsma. ACM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Namens ACM is voorts mr. C. Vermeulen verschenen.

Ten behoeve van de uitspraak zijn de zaken van [naam 3] en [naam 4] weer gesplitst.

Grondslag van het geschil
1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

ACM heeft bij besluit van 2 september 2016 een aanvraag van [naam 3] om een door haar voorgenomen toezegging van 1 juni 2016 bindend te verklaren, afgewezen. Die toezegging hield kort samengevat in dat [naam 3] per direct en gedurende twee jaar zou voldoen aan de op haar rustende informatieverplichting ten aanzien van het recht op ontbinding van overeenkomsten op afstand, als bedoeld in artikel 6:230m, eerste lid, aanhef en onder h, van het Burgerlijk Wetboek (BW) (hierna: de informatieverplichting). Voorts hield de toezegging in dat [naam 3] zich zou houden aan de terugbetalingsverplichting na ontbinding van een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230r, eerste lid, van het BW (hierna: de terugbetalingsverplichting) en alsnog de verzendkosten zou vergoeden aan alle consumenten, voor zover te achterhalen, die tussen 13 juni 2014 en 6 augustus 2015 de leveringskosten bij een volledige terugzending aan de webshop nog niet vergoed hebben gekregen.

1.3

ACM heeft bij besluit van 28 september 2016 voor overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) twee bestuurlijke boetes aan [naam 1] en [naam 2] gezamenlijk opgelegd van in totaal € 220.000,--. Aan het besluit van 28 september 2016 heeft ACM ten grondslag gelegd dat [naam 3] artikel 8.2a van de Whc heeft overtreden door in strijd te handelen met de op haar rustende informatieverplichting ten aanzien van het recht op ontbinding van overeenkomsten op afstand als bedoeld in artikel 6:230m, eerste lid, aanhef en onder h, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de terugbetalingsverplichting na ontbinding van een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230r, eerste lid, van het BW.

1.4

[naam 3] heeft tegen de besluiten van 2 en 28 september 2016 bezwaar gemaakt. Bij aanvullend bezwaarschrift van 5 januari 2017 heeft zij ACM verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep. ACM heeft met dat verzoek ingestemd en de bezwaarschriften doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als beroep.

Uitspraak van de rechtbank
2.1

De rechtbank heeft het beroep van [naam 3] gegrond verklaard voor zover het betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 100.000,-- wegens overtreding van artikel 8.2a van de Whc gelezen in samenhang met artikel 6:230m, eerste lid, aanhef en onder h, van het BW (hierna: de informatieverplichting) en het besluit van 28 september 2016 in zoverre vernietigd.

De rechtbank heeft het beroep van [naam 3] ongegrond verklaard voor zover het betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 120.000,-- wegens overtreding van artikel 8.2a van de Whc gelezen in samenhang met artikel 6:230r, eerste lid, van het BW (hierna: de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT