Uitspraak Nº 18_380. Rechtbank Oost-Brabant, 2018-09-03

ECLIECLI:NL:RBOBR:2018:4349
Date03 Septiembre 2018
Docket Number18_380
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 18/380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2018 in de zaak tussen [eiseres], te [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Boone).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 10 april 2017 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [nummer 1]) opgelegd ter hoogte van € 61,40, bestaande uit € 1,40 parkeerbelasting en € 60 naheffingskosten.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 februari 2018 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen laatstgenoemde uitspraak beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2018. Van de zijde van eiseres is, met bericht van verhindering, niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten Op 10 april 2017 om 15:34 uur stond het voertuig van eiseres, een zwarte Ford met kenteken [nummer 2], op een parkeerplaats aan de Bernhardplaats te Eindhoven geparkeerd. Deze parkeerplaats is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting gemeente Eindhoven 2017 (Verordening), in samenhang met het Aanwijsbesluit en Uitwerkingsbesluit Parkeren januari 2017, aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur heeft op voornoemde plaats, datum en tijdstip geconstateerd dat er geen parkeerkaartje in het voertuig lag. De parkeercontroleur heeft vervolgens de naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil en beoordeling

1. Eiseres betoogt dat verweerder haar ten onrechte niet (telefonisch) heeft gehoord op haar bezwaren. De rechtbank overweegt daarover als volgt.

2. Ingevolge artikel 231 van de Gemeentewet is de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) op de heffing van gemeentelijke belastingen van toepassing. Uit artikel 25, eerste lid, van de Awr volgt dat, in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, de belanghebbende wordt gehoord op zijn verzoek. Vaststaat dat eiseres in de bezwaarfase, ondanks haar daartoe strekkend verzoek, niet is gehoord. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres meer dan voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord en neemt daarbij het volgende in aanmerking.

3. Op 30 oktober 2017 heeft verweerder eiseres zowel per e-mail als per reguliere post, verzonden aan het door eiseres opgegeven postadres, een uitnodiging voor een telefonische hoorzitting gestuurd:

“ (…) Deze telefonische hoorzitting kan plaatsvinden op 10 november (na 14.00 uur), 13 november, 16 november of 20 november 2017 . Kunt u mij laten weten welke dag en tijdstip u schikt (…).”

Op 20 november 2017 heeft verweerder eiseres, in verband met het uitblijven van een reactie op voormeld bericht, nogmaals per e-mail en per reguliere post een uitnodiging voor een telefonische hoorzitting gestuurd:

“ (…) Ik heb u tevens uitgenodigd voor een hoorzitting, te houden op 10 november, 13 november, 16 november of 20 november 2017. Ik heb van u geen reactie ontvangen. Ik nodig u opnieuw uit voor een telefonische hoorzitting. Deze kan plaatsvinden op 23 november, 28 november of 30 november 2017....

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT