Uitspraak Nº 19/02010. Hoge Raad, 2020-04-03

ECLIECLI:NL:HR:2020:593
Date03 Abril 2020
Docket Number19/02010

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/02010

Datum 3 april 2020

BESCHIKKING

In de zaak van

STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,

VERZOEKER tot cassatie,

hierna: de Staat,

advocaat: M.M. van Asperen,

tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats], Suriname,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: [verweerster],

advocaat: G.E.M. Later.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/552812 / HA RK 18-233 van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2019.

De Staat heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [verweerster] heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing.

De advocaten van elk van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten
2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [verweerster] is op [geboortedatum] 1954 geboren in het district Suriname, dat tot 25 november 1975 deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden.

(ii) [verweerster] verkreeg ingevolge de Wet op de Nationaliteit en het Ingezetenschap bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit.

(iii) [verweerster] heeft van 26 april 1974 tot 11 juni 1999 onafgebroken in Nederland gewoond.

(iv) Op 25 november 1975 werd Suriname onafhankelijk en trad de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname1 (hierna: TOS) in werking.

(v) Omdat [verweerster] op 25 november 1975 meerderjarig was en op dat moment in Nederland verbleef, verkreeg zij niet ingevolge de TOS van rechtswege de Surinaamse nationaliteit, maar behield zij de Nederlandse nationaliteit.

(vi) [verweerster] is op 19 december 2001 teruggekeerd naar Suriname met gebruikmaking van de voorzieningen die de Remigratiewet2 haar bood. Zij is door de Sociale Verzekeringsbank bij brief van 12 februari 2002 ervan op de hoogte gesteld dat de Remigratiewet haar verplichtte zo spoedig mogelijk na aankomst in Suriname een verzoek tot naturalisatie in te dienen, waarvan zij binnen drie maanden een ontvangstbevestiging moest overleggen. Bij gebreke daarvan zou de remigratie-uitkering worden geschorst.

(vii) Aan [verweerster] is bij resolutie van de President van Suriname van 30 april 2004 de Surinaamse nationaliteit verleend. In deze resolutie is [verweerster] erop gewezen dat deze kon worden ingetrokken indien zij zou nalaten om na haar naturalisatie al het mogelijke te doen om haar vorige nationaliteit te verliezen.

(viii) De Nederlandse ambassade te Paramaribo heeft [verweerster] bericht dat zij de Nederlandse nationaliteit had verloren ingevolge art. 15 lid 1, aanhef en onder a, Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN): dat wil zeggen op grond van het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit. Het op 19 januari 2000 aan haar afgegeven Nederlandse paspoort is ongeldig gemaakt.

(ix) Op 5 november 2015 heeft [verweerster] bij de Nederlandse ambassade te Paramaribo een aanvraag om een Nederlands paspoort ingediend. Deze aanvraag is bij beschikking van de minister van Buitenlandse Zaken van 13 november 2015 afgewezen. Hiertegen heeft [verweerster] niet op de voet van de Awb bezwaar gemaakt.

2.2

In deze zaak verzoekt [verweerster] op de voet van art. 17 RWN om vaststelling van haar Nederlanderschap.

2.3

De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerster] sinds haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit.3 Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen:

“Niet in geschil is dat verzoekster op 30 april 2004 op eigen verzoek de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen met als doel zich als remigrant permanent te vestigen in Suriname en gebruik te maken van de remigratievoorzieningen. Evenmin is in geschil dat verzoekster vanwege deze vrijwillige verkrijging van de Surinaamse nationaliteit, op grond van artikel 15 lid 1 sub a RWN, bezien in samenhang met artikel 15 lid 2 sub a RWN zoals deze wettelijke bepaling destijds werd uitgelegd en toegepast, de Nederlandse nationaliteit verloor. Artikel 15 lid 2 sub a RWN, die een uitzondering vormt op het verliezen van de nationaliteit wegens vrijwillige verkrijging van een andere nationaliteit, werd in 2004 door de Nederlandse autoriteiten niet van toepassing geacht op de situatie van verzoekster. Om deze reden is het paspoort van verzoekster destijds ook ongeldig verklaard. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 2015 volgt echter dat de uitzonderingscategorie van artikel 15 lid 2 sub a RWN wél ook op een situatie als die van verzoekster van toepassing was. De uitspraak van de Hoge Raad leidt ertoe dat achteraf vastgesteld moet worden dat verzoekster – anders dan de autoriteiten tot dan toe dachten – niet op 30 april 2004 door verkrijging van de Surinaamse nationaliteit, haar Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Partijen zijn het tot zover eens.

(…)

De rechtbank is in dit specifieke geval van oordeel dat niet aan de verliesvoorwaarden van artikel 15 lid 1 sub c RWN is voldaan. Om aan die voorwaarden te voldoen, dient verzoekster gedurende haar meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten (de Surinaamse en de Nederlandse) haar hoofdverblijf buiten Nederland [te] hebben gehad, en daarbij niet om verlenging van haar Nederlandse paspoort of een verklaring omtrent het Nederlanderschap te hebben verzocht. Tot de uitspraak van de Hoge Raad van 26 juni 2015 was het volgens het toen geldende recht zo dat er géén sprake van was dat verzoekster twee nationaliteiten had. Immers, volgens het destijds vóór 2015 geldende recht (althans naar de toepassing van dat recht) had verzoekster alleen nog de Surinaamse nationaliteit. Om die reden kon zij ook niet een Nederlands reisdocument verkrijgen. Omdat verzoekster naar het toen geldende recht in de periode tussen 30 april 2004 en 30 april 2014 niet twee nationaliteiten bezat maar alleen de Surinaamse, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de tienjaarstermijn, zoals bedoeld in artikel 15 1 sub c RWN in die periode is gaan lopen. Pas door de uitspraak van de Hoge Raad in 2015 is vastgesteld dat de wettelijke bepalingen zo moeten worden gelezen dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº SGR 20/774. Rechtbank Den Haag, 2021-03-12
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • March 12, 2021
    ...(13 september 2016, ECLI:EU:C:2016:674); Hoge Raad: arrest van 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0054, en beschikking van 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:593; Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: uitspraken van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:423, en 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2......
  • Uitspraak Nº AWB - 21 _ 3369. Rechtbank Den Haag, 2022-07-14
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • July 14, 2022
    ...Nederlanderschap (RWN) 2 Uitspraak van 12 maart 2019, C-221/17, ECLI:EU:C:2019:189 3 Zie rechtsoverweging 46 4 ECLI:NL:RVS:2020:423 5 ECLI:NL:HR:2020:593 rechtsoverweging 3.7.1 6 Door de wijziging van artikel 16, tweede lid, aanhef en onder d, van de RWN per 1 april 2003 met terugwerkende k......
  • Uitspraak Nº 21/02501. Hoge Raad, 2022-04-22
    • Nederland
    • April 22, 2022
    ...1. Procesverloop Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar: zijn beschikking tussen partijen in de zaak 19/02010, ECLI:NL:HR:2020:593 van 3 april de beschikking in de zaak C/09/590920/HARK 20-157 van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021. [verzoekster] heeft tegen de besc......
3 sentencias
  • Uitspraak Nº SGR 20/774. Rechtbank Den Haag, 2021-03-12
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • March 12, 2021
    ...(13 september 2016, ECLI:EU:C:2016:674); Hoge Raad: arrest van 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0054, en beschikking van 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:593; Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: uitspraken van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:423, en 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2......
  • Uitspraak Nº AWB - 21 _ 3369. Rechtbank Den Haag, 2022-07-14
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • July 14, 2022
    ...Nederlanderschap (RWN) 2 Uitspraak van 12 maart 2019, C-221/17, ECLI:EU:C:2019:189 3 Zie rechtsoverweging 46 4 ECLI:NL:RVS:2020:423 5 ECLI:NL:HR:2020:593 rechtsoverweging 3.7.1 6 Door de wijziging van artikel 16, tweede lid, aanhef en onder d, van de RWN per 1 april 2003 met terugwerkende k......
  • Uitspraak Nº 21/02501. Hoge Raad, 2022-04-22
    • Nederland
    • April 22, 2022
    ...1. Procesverloop Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar: zijn beschikking tussen partijen in de zaak 19/02010, ECLI:NL:HR:2020:593 van 3 april de beschikking in de zaak C/09/590920/HARK 20-157 van de rechtbank Den Haag van 16 maart 2021. [verzoekster] heeft tegen de besc......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT