Uitspraak Nº 19/02568. Hoge Raad, 2019-09-27
ECLI | ECLI:NL:HR:2019:1434 |
Docket Number | 19/02568 |
Date | 27 Septiembre 2019 |
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/02568
Datum 27 september 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] , Marokko (hierna: belanghebbende)
tegen
de SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 maart 2019, nr. 17/5164 ANW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 17/124) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.
Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 juli 2019,
gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 augustus 2019, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 29 augustus 2019.
Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruikgemaakt. De op 10 september 2019 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet‑ontvankelijk worden verklaard.
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Hoge Raad...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT