Uitspraak Nº 19/03069. Hoge Raad, 2020-07-17

ECLIECLI:NL:HR:2020:1308
Docket Number19/03069
Date17 Julio 2020

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/03069

Datum 17 juli 2020

ARREST

In de zaak van

1. MAATSCHAP [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],

hierna: [eiser 2],

3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats],
hierna: [eiser 3],

EISERS tot cassatie,

hierna gezamenlijk: [eisers],

advocaat: D.A. van der Kooij,

tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: [verweerster],

advocaten: A.C. van Schaick en N.E. Groeneveld-Tijssens.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de vonnissen in de zaak C/01/305923 / HA ZA 16-211 van de rechtbank Oost-Brabant van 13 april 2016 en 9 november 2016;

  2. de arresten in de zaak 200.208.686/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 mei 2018 en 9 april 2019.

[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 9 april 2019 beroep in cassatie ingesteld.

[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging van het arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 9 april 2019 en tot verwijzing.

De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten
2.1

In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de

conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2-1.14. Deze komen, samengevat, op

het volgende neer.

(i) [verweerster] is eigenaresse van een pand in [plaats] (hierna: het pand) en heeft dit pand verhuurd aan een huurder (hierna: de huurder).

(ii) De huurder heeft het pand onderverhuurd aan een onderhuurder (hierna: de onderhuurder).

(iii) Het pand is in juli 2009 door brand verwoest. Het pand was niet tegen de gevolgen van brand verzekerd.

(iv) [verweerster] heeft zich voor het verhalen van de brandschade gewend tot [eiser 2], die toen advocaat was. [eiser 2] heeft die opdracht aanvaard.

(v) [eiser 2] heeft een door de huurder in juli 2009 opgestelde verklaring ontvangen waarin onder meer stond dat de onderhuurder wiet kweekte in het pand.

(vi) [eiser 2] heeft in augustus 2010 een tegen de onderhuurder gerichte conceptdagvaarding opgesteld, strekkende tot vergoeding van de door [verweerster] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de brand. Die conceptdagvaarding is nooit uitgebracht en [eiser 2] heeft ook verder geen actie ondernomen in verband met het verhaal van de brandschade.

(vii) Tussen 17 april 2012 en 10 september 2013 zijn door de toenmalige partner van [verweerster] in ieder geval tien e-mails aan [eiser 2] gestuurd, waarin werd gevraagd naar de voortgang van de zaak tegen de onderhuurder.

(viii) [eiser 2] vormde samen met [eiser 3] de maatschap [eiseres 1].

2.2

[verweerster] vordert in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat [eisers] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en aansprakelijk zijn voor de door [verweerster] daardoor geleden en nog te lijden schade. Daarnaast vordert [verweerster] veroordeling van [eisers] tot vergoeding van onder meer de begrote sloop- en herbouwkosten van het pand en van de gederfde huurinkomsten. Hiertoe heeft [verweerster], voor zover in cassatie van belang, gesteld dat [eisers] niet de zorgvuldigheid hebben betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, in het bijzonder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT