Uitspraak Nº 19 / 1073 AW. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-27

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2312
Docket Number19 / 1073 AW
Date27 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
19 1073 AW

Datum uitspraak: 27 oktober 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 februari 2019, 17/7316 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Minister van Defensie, thans de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)

PROCESVERLOOP

Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Minister van Defensie, is in verband met wijziging van taken voortgezet ten name van de Staatssecretaris van Defensie. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van staatssecretaris, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de Minister van Defensie.

Namens appellant heeft mr. F. Aarts LL.M. Eur. hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Aarts. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J. Engels Linssen.

Na de zitting is het onderzoek heropend en heeft dr. I.S. Hernandez-Dwarkasing, psychiater, op verzoek van de Raad als deskundige onderzoek verricht en rapport uitgebracht. Appellant en de staatssecretaris zijn in de gelegenheid gesteld op deze rapportage te reageren en hebben hiervan gebruik gemaakt.

De (bezwaar)verzekeringsarts A. Meij heeft op verzoek van de staatssecretaris aan de hand van de door de deskundige vastgestelde beperkingen het invaliditeitspercentage (24,17%) berekend. De staatssecretaris en appellant hebben hierop gereageerd.

Het onderzoek ter zitting is hervat op 15 september 2022. Partijen zijn niet verschenen.

Naar aanleiding van het verzoek van appellant om vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft de Raad de Staat als partij aangemerkt.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellant is op 11 december 2006 aangesteld bij het beroepspersoneel voor bepaalde tijd. Hij is van 18 november 2008 tot 6 juni 2009 naar Afghanistan uitgezonden.

1.2.

Bij besluit van 7 oktober 2013 heeft de staatssecretaris appellant per 1 februari 2014 eervol ontslag verleend in verband met ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek.

1.3.

Bij besluit van 18 februari 2014 heeft de staatssecretaris appellant wegens een psychische aandoening met dienstverband per 1 februari 2014 een militair invaliditeitspensioen toegekend, berekend naar een mate van invaliditeit van 23%.

1.4.

Bij besluit van 21 maart 2016 heeft de staatssecretaris appellant meegedeeld dat de hoogte van zijn pensioen opnieuw is beoordeeld en dat het militair invaliditeitspensioen per 1 juli 2016 wordt ingetrokken. Ter zitting van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT