Uitspraak Nº 19/2453 AWBZ. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-26

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2294
Docket Number19/2453 AWBZ
Date26 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
19 2453 AWBZ, 21/239 AWBZ

Datum uitspraak: 26 oktober 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 april 2019, 17/4154 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

CZ Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)

Erven van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] , België (de erven)

PROCESVERLOOP

Het zorgkantoor heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. J. de Haan, advocaat, een verweerschrift ingediend en beroep ingesteld.

Het zorgkantoor heeft een nieuw besluit ingezonden.

Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 2 maart 2022. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Clijssen en P.M.A. Emmen. Voor de erven is mr. De Haan verschenen.

OVERWEGINGEN
1.1.

Betrokkene is bekend met psychiatrische en somatische aandoeningen, op grond waarvan zij met ingang van 26 mei 2011 een indicatie heeft. Op basis van deze indicatie heeft het zorgkantoor bij besluit van 14 december 2012 aan betrokkene op grond van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) voor het jaar 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) van € 19.791,32 (netto) verleend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het pgb is bedoeld voor het inkopen van persoonlijke verzorging, begeleiding individueel en begeleiding groep. Betrokkene heeft zorg ingekocht bij zorgaanbieder Reset Zorg Advies en Coaching (Reset).

1.2.

Bij besluit van 29 januari 2014 heeft het zorgkantoor het pgb over 2013 vastgesteld op € 19.791,32, met een verantwoordingsvrij bedrag van € 296,87. Omdat zij een bedrag van € 19.494,36 juist heeft verantwoord, moet betrokkene € 0,09 terugbetalen.

1.3.

Bij besluit van 21 mei 2014 heeft het zorgkantoor het pgb van betrokkene in verband met haar verhuizing naar België ingetrokken per 5 mei 2014. Door de herberekening is haar budget van 1 januari 2014 tot 5 mei 2014 € 6.456,53 (netto). Over de besteding van dit bedrag heeft betrokkene het zorgkantoor desgevraagd informatie verstrekt.

1.4.

Bij brief van 25 november 2015 heeft het zorgkantoor aan betrokkene meegedeeld dat een onderzoek is uitgevoerd naar de bestedingen van pgb’s in de jaren 2013 en 2014 in relatie tot zorgverlening door Reset. Vanwege de ondoorzichtige administratie van Reset is niet duidelijk hoeveel zorg er aan betrokkene is geleverd en betaald. Het is wel aannemelijk dat er zorg is geleverd. De verantwoording van de besteding voor het aantal uren persoonlijke verzorging en individuele begeleiding is door het zorgkantoor goedgekeurd, tegen het genoemde uurtarief op de specificaties. De verantwoording van de besteding voor de dagdelen begeleiding groep zijn afgekeurd, omdat de activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als dagbesteding in het kader van de AWBZ. Daarnaast heeft betrokkene volgens de aanwezigheidsregistratie niet aan de activiteiten van Reset deelgenomen.

1.5.

Bij besluit van 7 april 2016 heeft het zorgkantoor het pgb van betrokkene over 2013 vastgesteld op € 7.000,-. Een niet deugdelijk verantwoord bedrag van € 12.494,45 is van haar teruggevorderd.

1.6.

Bij besluit van eveneens 7 april 2016 heeft het zorgkantoor de verlening van het pgb van betrokkene over 2014 opgesteld. Over dat jaar is in totaal van betrokkene een bedrag van € 5.330,81 teruggevorderd.

1.7.

Bij besluit van 21 november 2017 (bestreden besluit 1) heeft het zorgkantoor het tegen de besluiten van 7 april 2016 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat in de zorgovereenkomst met Reset een vast maandbedrag is afgesproken dat gebaseerd is op de budgetafrekening, zodat Reset op die manier steeds het volledige pgb ontvangt, ongeacht de hoeveelheid zorg die is geleverd, dat er geen uniform uurtarief wordt gehanteerd, dat de stukken uit de dossiers niet consistent zijn, de bedragen uit de zorgovereenkomsten, de facturen, de urenspecificaties en kwitanties vaak niet met elkaar overeenkomen en er vooruit facturering en vooruit betaling plaatsvindt. Verder kunnen de activiteiten die Reset aanbiedt in het kader van begeleiding groep niet met een pgb worden gefinancierd en worden er meer uren begeleiding groep gedeclareerd dan daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Niet alle betaalde zorg is daadwerkelijk aan betrokkene geleverd en de wel geleverde zorg is bovendien niet altijd te kwalificeren als AWBZ-zorg.

2.1.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit met betrekking tot 2013 herroepen. De rechtbank stelt vast dat het zorgkantoor de wijziging van de subsidievaststelling heeft gebaseerd op artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als het zorgkantoor het vastgestelde pgb met een beroep op deze bepaling ten nadele van de budgethouder wil herzien, brengt een redelijke uitleg van de in deze bepaling neergelegde bevoegdheid mee dat het risico op het feit dat de subsidievaststelling achteraf onjuist blijkt te zijn, bij het zorgkantoor moet worden gelegd als dat heeft volstaan met een globale controle van de verantwoording. De subsidievaststelling overeenkomstig afdeling 4.2.5 van de Awb beoogt immers zekerheid te bieden aan betrokkene als subsidieontvanger in die zin dat met de vaststelling van de subsidie haar aanspraak is vastgesteld. De omstandigheid dat het zorgkantoor heeft gekozen voor een globale controle kan geen inbreuk maken op de rechtszekerheid van betrokkene indien deze niet wist of behoorde te weten dat haar aanspraak op een te hoog bedrag is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT