Uitspraak Nº 19/4211. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2019-09-23

ECLIECLI:NL:RBZWB:2019:4152
Docket Number19/4211
Date23 Septiembre 2019
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 19/4211 WET VV en BRE 19/4240 WET

BRE 19/4430 WET VV en BRE 19/4431 WET

uitspraak van 23 september 2019 van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

1. [naam verzoeker 1] te [vestigingsplaats verzoeker 1] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C.P. Posthuma

2. [naam verzoeker 2] te [vestigingsplaats verzoeker 2] , verzoekster,

gemachtigde: mr. G.C.L. van de Corput,

en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk, verweerder.
Procesverloop

Verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester van 1 mei 2019 (bestreden besluiten) inzake de last onder bestuursdwang tot sluiting van het pand [adres pand] te [locatie pand] voor de duur van 12 maanden. Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 7 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter de besluiten van 1 mei 2019 geschorst.

Verzoeksters hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juli 2019 van de burgemeester (bestreden besluit) waarbij de primaire besluiten zijn gehandhaafd. Zij hebben de voorzieningenrechter wederom verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 9 september 2019.

[naam verzoeker 1] heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.P. Posthuma en N. de Graaff. [naam verzoeker 2] heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.C.L. van de Corput en [naam bestuurder 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van de Werken.

Overwegingen
1.1

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.

[naam verzoeker 1] is eigenaar van het perceel met opstallen aan de [adres pand] te [locatie pand] . [naam verzoeker 2] is de huurder/gebruiker van dit perceel met opstallen. Zij exploiteert op dit perceel een detailhandel in tuinkassen, tuinbouwtechniek, tuinaccessoires en aanverwante artikelen.

Tijdens een controle door de politie op 7 maart 2019 zijn in het pand onder andere de volgende voorwerpen aangetroffen: zwarte tenten, diverse soorten ventilatoren, koolstoffilters, assimilatielampen, transformatoren, tijdschakelaars, handmatige knipmachines, kachels, voedingsmiddelen, witte groeinetten op rol, vijverfolie op rol, zwarte merkloze sporttassen, luchtverfrissers, zwarte plantenpotten, zwarte bakken, zwarte ronde kuipen, droogrekken, droognetten, maatbekers, elektriciteitskabels, dompelpompen, stekbakjes, pallets met potgrond, waterslangen en grote hoeveelheden onderdelen voor een waterirrigatiesysteem.

1.2

De hoeveelheid, de aard en de onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen maken het volgens de burgemeester aannemelijk dat deze voorwerpen bestemd zijn voor de grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt. De burgemeester heeft aangegeven dat volgens hem het assortiment tuinbenodigdheden en accessoires duidelijk zeer ondergeschikt was aan het assortiment producten en goederen die geschikt zijn voor de illegale hennepteelt. Voorts heeft de burgemeester overwogen dat in het verleden al eerder in het tuincentrum hennepgerelateerde goederen in beslag zijn genomen en dat meerdere van hun bezoekers in aanraking zijn geweest met de politie vanwege de Opiumwet. Ook zijn volgens de burgemeester meerdere professionele hennepkwekerijen ontmanteld, waarbij de verdachten hebben aangegeven dat zij de spullen voor de hennepkwekerij bij [naam verzoeker 2] hadden gekocht.

2. Gronden [naam verzoeker 1]

heeft, samengevat, aangevoerd dat de burgemeester niet bevoegd was om het pand te sluiten. Er is bij [naam verzoeker 2] geen sprake van strafbare voorbereidingshandelingen. De door het college aangevoerde omstandigheden zijn geen bewijs dat [naam verzoeker 2] voorwerpen voorhanden heeft, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor overtreding van de Opiumwet. De aangetroffen goederen zijn immers voor andere doeleinden geschikt en ook bij vergelijkbare detailhandels verkrijgbaar.

heeft gewezen op de onomkeerbare gevolgen van uitvoering van het besluit. Indien het pand wordt gesloten, vreest [naam verzoeker 1] voor ernstige reputatieschade. Daarnaast zal [naam verzoeker 1] als eigenaar en verhuurder ernstige financiële schade lijden. De burgemeester verwacht dat de verhuurder de huurder als een opsporingsambtenaar controleert. Daarbij houdt hij er echter geen rekening mee dat een verhuurder niet een ongebreideld toegangsrecht heeft tot het pand. [naam verzoeker 1] heeft alles gedaan wat in deze situatie van haar gevergd kon worden. Er hebben inspecties plaatsgevonden en er zijn rapporten opgemaakt. De burgemeester dient alle omstandigheden te betrekken. Er is niet inzichtelijk gemaakt waarom het in dit geval niet onevenredig is om het pand in overstemming met het Damoclesbeleid te sluiten.

3. Gronden [naam verzoeker 2]

heeft, samengevat, gesteld dat zij geen stoffen of voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Er zijn in de beslissing op bezwaar geen nieuwe en/of aanvullende feiten en omstandigheden naar voren gebracht, die tot de conclusie moeten leiden dat de verkopers van [naam verzoeker 2] het ernstige vermoeden hadden moeten hebben dat de voorwerpen die zij in de winkel voorhanden hadden, bestemd waren voor het opzetten van één (of meerdere) grootschalige of bedrijfsmatige hennepkwekerijen. [naam verzoeker 2] meent dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de aangetroffen voorwerpen ook, of zelfs met name, gebruikt kunnen worden voor het kweken van andere planten dan hennepplanten en voor het inrichten van kassen en visvijvers. Tot het assortiment van [naam verzoeker 2] behoren bovendien allerlei andere artikelen die niet voor het opzetten van een hennepkwekerij geschikt zijn. De burgemeester miskent dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen maatgevend is c.q. aansluiting gezocht dient te worden bij de Memorie van Toelichting, alsmede jurisprudentie betreffende bepalingen uit de Opiumwet.

Zowel door [naam verzoeker 1] als door [naam verzoeker 2] is gewezen op diverse onjuistheden in de processen-verbaal. Zo hebben de bestuurders van [naam verzoeker 2] bijvoorbeeld geen antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Onduidelijk is wat de juridische relevantie is van de vergelijking met andere tuincentra. Ook andere tuincentra verkopen vloeibare voedingsmiddelen en potgrond met perliet. De aangetroffen goederen zijn bedoeld voor andere doeleinden dan hennepteelt en er is geen aanleiding om een ernstig vermoeden te hebben dat klanten de voorwerpen voor de hennepteelt zouden gaan gebruiken.

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT