Uitspraak Nº 19/972 AW. Centrale Raad van Beroep, 2020-02-28
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2020:512 |
Docket Number | 19/972 AW |
Date | 28 Febrero 2020 |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
Datum uitspraak: 28 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 januari 2019, 17/2846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.E. de Hoop hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Appellante heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. De Hoop. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.E.W. Notermans.
Bij besluit van 27 juli 1992 is aan appellante vanwege arbeidsongeschiktheid een
uitkering (toelage) toegekend op grond van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO) voor de periode van 1 februari 1992 tot 1 juli 2015. In de loop der tijd is de RPBO vervangen door andere regelingen en zijn verschillende instanties belast geweest met de uitvoering daarvan. Thans is de toelage gebaseerd op de Regeling Ziekte en arbeidsongeschiktheid primair onderwijs. De Algemene Pensioen Groep is met de uitvoering van de toelage belast. In het verleden hebben partijen in verband met daartoe strekkende vragen van appellante, veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd over de hoogte van de toelage en de berekeningssystematiek.
In verband met de ophoging van de AOW-leeftijd van appellante, is bij besluit van 20 januari 2016 de einddatum van de toelage alsnog verlegd van 1 juli 2015 tot 5 oktober 2015. Op basis hiervan is een nabetaling gedaan van € 1.459,09 bruto, weergegeven in een betaalspecificatie van 22 januari 2016. Dit bedrag is samengesteld uit drie volledige maanden ad € 472,06 bruto per maand en € 42,91 bruto voor het restant. Bij besluit van 25 juli 2017 (bestreden besluit) heeft de minister de tegen het besluit van 20 januari 2016 en de betaalspecificatie van 22 januari 2016 gerichte bezwaren over de omvang van de toelage ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het toegepaste maandbedrag van
€ 472,06 bruto het bedrag betreft dat voor 1 juli 2015 is vastgesteld en aan appellante is uitbetaald. Tegen dit eerder vastgestelde bedrag en/of de berekeningssystematiek heeft...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT