Uitspraak Nº 20-000002-18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-27

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:3515
Date27 Septiembre 2019
Docket Number20-000002-18
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

Parketnummer : 20-000002-18

Uitspraak : 27 september 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank

Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 december 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-810921-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,

wonende te [woonplaats] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de officier van justitie in verband met verjaring niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van het onder feit 2, primair, ten laste gelegde voor zover dat ziet op de periode van 1 januari 1995 tot en met 25 november 1995 en ten aanzien van hetgeen onder feit 2, subsidiair, is ten laste gelegd voor zover dat ziet op de periode van

1 januari 1995 tot en met 25 november 2003.

De verdachte is vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 is ten laste gelegd.

Ter zake van feit 2, primair, poging tot zware mishandeling begaan tegen zijn stiefdochter, en feit 2, subsidiair, mishandeling, begaan tegen zijn stiefdochter, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 36.685,03 (€ 35.185,03 aan materiële schade en € 1500,- aan immateriële schade) en beslist tot teruggave aan de rechthebbende van in beslag genomen voorwerpen.

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 2. primair ten laste gelegde - zoals dat luidt na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep - te weten opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn stiefkind, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Daarnaast is gevorderd dat inzake de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] aan immateriële schade een bedrag van

€ 2.500,-- zal worden toegewezen en aan materiële schade een bedrag van € 35.185,03. Tot slot is geëist dat het hof, evenals de rechtbank, zal gelasten dat de inbeslaggenomen goederen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.

De verdediging heeft bepleit dat er wat betreft de ten laste gelegde eenvoudige mishandelingen (het hof begrijpt: het onder 2. meer subsidiair ten laste gelegde) sprake is van verjaring. Ten aanzien van het incident waarbij de verdachte volgens de tenlastelegging aan aangeefster "een hersenschudding en een gebroken tand" heeft toegebracht heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van verjaring omdat het slechts een eenvoudige mishandeling kan betreffen, dan wel vrijspraak moet volgen bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het incident waarbij de verdachte volgens de tenlastelegging aan aangeefster "gebroken tanden" heeft toegebracht, is aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, dan wel moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is geweest van noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer.

De verdediging heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij verzocht deze af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair te matigen en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Met betrekking tot het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich daardoor mede tegen de vrijspraak, uitgesproken door de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen deze vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen- ten laste gelegd dat:

2. primair

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2005 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , zijnde zijn, verdachtes stiefdochter, opzettelijk zwaar lichamelijk(e) letsel(s) (te weten: -onder meer- "gebroken tanden" en/of "een hersenschudding en een gebroken tand") heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd/gezicht en/of tegen de mond, althans in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestoten en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of bij de hals/keel, althans in elk geval bij het lichaam heeft beetgepakt en/of vastgegrepen en/of die [slachtoffer] van de trap heeft gegooid/geduwd;

2. subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2005 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , zijnde zijn, verdachtes stiefdochter, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd/gezicht en/of tegen de mond, althans in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestoten en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of bij de hals/keel, althans in elk geval bij het lichaam heeft beetgepakt en/of vastgegrepen en/of heeft getracht die [slachtoffer] van de trap te gooien/duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. meer subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 2005 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer] , zijnde zijn, verdachtes, stiefdochter, meermalen, althans eenmaal in/tegen het hoofd/gezicht en/of de mond, althans in elk geval tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestoten en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of bij de hals/keel, althans in elk geval bij het lichaam heeft beetgepakt en/of vastgegrepen, en/of heeft getracht die [slachtoffer] van de trap te gooien/duwen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en

2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

2.

hij op 10 april 2005 te Breda, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: gebroken tanden) heeft toegebracht door die [slachtoffer] tegen het hoofd/gezicht te schoppen,

en

hij in de periode van 9 mei 2003 tot en met 31 december 2004 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.

Bewijsoverwegingen

Cumulatieve/alternatieve tenlastelegging

Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt dat onder 2 zowel primair, subsidiair als meer subsidiair cumulatief/alternatief meerdere incidenten als zware mishandeling, een poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling ten laste zijn gelegd. Partijen hebben dit ook

als zodanig opgevat, zoals is gebleken uit de behandeling ter zitting. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de steller van de tenlastelegging met de in de tenlastelegging

voorkomende woorden "indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden" in de onderhavige zaak tot uitdrukking heeft gebracht dat het aan

verdachte onder 2 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde ter beraadslaging aan de rechter voorligt indien en voor zover het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard. Dat betekent dat als één van die incidenten niet kan worden gekwalificeerd als zware mishandeling, moet worden onderzocht of wel sprake is van een poging tot zware mishandeling en vervolgens, bij gebreke van bewezenverklaring daarvan, als – al dan niet gekwalificeerde – mishandeling. Dat een ander incident wel als zware mishandeling of een poging daartoe kan worden gekwalificeerd, staat daar niet aan in de weg.

Aangeefster [slachtoffer] heeft op 11 juli 2011 bij de politie verklaard dat zij aangifte wenst te doen van (onder andere) zware...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT