Uitspraak Nº 20-001274-16OWV. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-01-24

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:226
Docket Number20-001274-16OWV
Date24 Enero 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001274-16 OWV

Uitspraak : 24 januari 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 april 2016 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-993206-11 tegen:

[veroordeelde]

geboren te [geboortegegevens] ,

wonende te [woongegevens] .

Hoger beroep

De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op

€ 501.379,76 en aan veroordeelde een betalingsverplichting opgelegd van € 496.000,-.

Het hof merkt op dat het dictum van de rechtbank een kennelijke misslag bevat doordat daarin het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel is gelijk gesteld aan de opgelegde betalingsverplichting.

Van de zijde van de veroordeelde is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de veroordeelde naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 436.000,- en aan veroordeelde een betalingsverplichting zal opleggen voor dat bedrag.

De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering en de hoogte van de opgelegde ontnemingsmaatregel.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.

Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Bronnen

Ten aanzien van de voordeelberekeningen van de diverse conversielaboratoria zijn onder meer de navolgende processen-verbalen opgemaakt:

-Proces-verbaal “Wederrechtelijk verkregen voordeel Lambiek” van 11 juli 2014 met bijlagen;

-Proces-verbaal “Nadere uitleg berekening WVV Lambiek” van 16 april 2015 met bijlagen;

-Proces-verbaal “WVV Lambiek, Kosten inrichting lab Weert” van 2 september 2015 met bijlagen;

-Proces-verbaal “Aanvulling nadere uitleg berekening WVV” van 27 oktober 2015.

Ten aanzien van de voordeelberekeningen van de investeringen in [naam rechtspersoon] (Hongarije) is het proces-verbaal strafrechtelijk financieel onderzoek met dossiernummer 50223 d.d. 5 november 2014 met bijlagen opgemaakt.

Voornoemde bronnen zullen hierna in het arrest kortweg als “dossier” worden aangeduid.

Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeling

De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 3 juni 2014 onder parketnummer 20-000090-13 tot straf veroordeeld onder meer ter zake van:

Feit 2:

“Medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”, gepleegd in de periode van 1 januari 2011 tot en met 17 februari 2011, te Gastel.

Toelichting

Deze veroordeling betreft een conversielaboratorium in Gastel. Dit illegaal in bedrijf zijnde conversielaboratorium is op 17 februari 2011 ontdekt en ontmanteld. In dit laboratorium werd APAAN omgezet in BMK. Tevens werd PMK-glycidaat aangetroffen.

Feiten 3 en 4 telkens:

“Medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”.

waarbij feit 3 is gepleegd in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 26 oktober 2011 te Oisterwijk en waarbij feit 4 is gepleegd in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 4 november 2011 te Weert;

Toelichting

Deze veroordelingen betreffen een illegaal conversielaboratorium dat op 26 oktober 2011 is ontdekt en ontmanteld in Oisterwijk respectievelijk een illegaal conversielaboratorium dat op 4 november 2011 is ontdekt en ontmanteld in Weert. In beide laboratoria werd de stof APAAN omgezet naar BMK.

Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 geldt dat BMK een essentiële chemische stof is bij de vervaardiging van amfetamine.

Feit 6:

“Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet, gepleegd in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 20 maart 2012.

Wettelijke grondslagen ontneming

Ten aanzien van de conversielaboratoria in Gastel, Oisterwijk en Weert

Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, (oud) Sr heeft genoten

Ten aanzien van de investeringen in [naam rechtspersoon]

Voor wat betreft het voordeel verkregen uit investeringen in [naam rechtspersoon] baseert het hof de voordeelberekening op artikel 36e, derde lid, (oud) Sr nu aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.

Ten aanzien van het voordeel uit de conversielaboratoria

Standpunt verdediging

Ontvankelijkheid openbaar ministerie in de ontnemingsvordering

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de ontnemingsvordering en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat het voordeel is gebaseerd op een feit waarvoor veroordeelde door de rechtbank in de hoofdzaak is vrijgesproken, te weten het handelen als marktdeelnemer.

Het hof verwerpt dit standpunt van de verdediging reeds omdat het gevolg dat door de verdediging wordt verbonden aan het ingenomen standpunt, te weten niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering, geen steun vindt in het recht.

Voor het geval de ontnemingsvordering gebaseerd zou zijn op een feit waarvoor in de hoofdzaak is vrijgesproken dan leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering maar tot afwijzing van de ontnemingsvordering voor dat deel.

Het standpunt voor zover gebaseerd op het uitgangspunt dat het voordeel is gebaseerd op een feit waarvoor veroordeelde is vrijgesproken, te weten het handelen als marktdeelnemer, wordt het verworpen nu het geen steun vindt in de feiten.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat het voordeel niet is gebaseerd op het handelen als marktdeelnemer maar op de in het conversielaboratorium geproduceerde hoeveelheid BMK en de marktwaarde ervan.

Nihilstelling

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil zou moeten worden gesteld omdat niet van verkoop van PMK dan wel BMK is gebleken en de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen zelf geen voordeel opleveren.

Het hof verwerpt dit standpunt van de verdediging reeds omdat het door de verdediging aan het ingenomen standpunt verbonden gevolg, te weten nihilstelling van het geschatte voordeel, geen steun vindt in het recht, nu de consequentie van het door de verdediging ingenomen standpunt niet is nihilstelling van het geschatte voordeel maar afwijzing van de ontnemingsvordering voor dat deel.

Voor zover de verdediging heeft bedoeld te betogen dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen omdat de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen geen voordeel opleveren en dat verkoop voorwaarde voor het genereren van voordeel zou zijn, overweegt het hof het navolgende.

Voorop wordt gesteld dat bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, mede gelet op het reparatoire karakter van de maatregel, dient te worden uitgegaan van het voordeel dat betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.

Daarbij is het begrip “wederrechtelijk verkregen voordeel” niet beperkt tot de opbrengst in contanten. Ook uit strafbare feiten verkregen goederen kunnen een dergelijk voordeel vormen. Wel dient het voordeel op geld waardeerbaar te zijn. De enkele omstandigheid dat de betrokkene het goed niet heeft verkocht doet er niet aan af dat sprake kan zijn van voordeel dat de betrokkene daadwerkelijk heeft behaald. Het hof verwijst in dit geval naar het bekende Kobalt-arrest (ECLI:NL:HR:2004:AR3721).

De advocaat-generaal heeft in dit kader nog gewezen op het arrest van de Hoge Raad waarbij aan de geteelde maar vervolgens niet verkochte hennepplanten een vermogenswaarde werd toegekend dat als daadwerkelijk behaald voordeel kon worden aangemerkt (ECLI:NL:HR:2015:3364).

Het hof volgt de advocaat-generaal in dit laatste.

Ten aanzien van elk van voormelde conversielaboratoria is in de hoofdzaak vastgesteld dat daarin APAAN is omgezet naar BMK waarbij BMK een essentiële chemische stof is voor de productie van amfetamine. Er is vastgesteld dat er voltooide conversies hebben plaatsgevonden waardoor een product – te weten BMK – met vermogenswaarde tot stand is gebracht die als daadwerkelijk behaald voordeel kan worden aangemerkt. Dat niet van daadwerkelijke verkoop van BMK is gebleken doet aan voormeld oordeel niet af. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.

Verdiensten op grond van verklaring veroordeelde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het voordeel moet worden vastgesteld overeenkomstig hetgeen veroordeelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT