Uitspraak Nº 20-002067-18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-09-27
ECLI | ECLI:NL:GHSHE:2019:3507 |
Date | 27 Septiembre 2019 |
Docket Number | 20-002067-18 |
Court | Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland) |
Parketnummer : 20-002067-18
Uitspraak : 27 september 2019
TEGENSPRAAK
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 19 juni 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-150827-16 tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, onder aanvulling van de bewijsoverwegingen en met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf.
Aanvullende bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en – met name – overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
De vraag doet zich voor of de gedragingen van verdachte voldoen aan de bestanddelen van de delictsomschrijving. Het gaat dan in het bijzonder om de vraag of de gedragingen van de verdachte kunnen worden opgevat als het in vereniging plegen van geweld tegen personen en/of goederen.
Voor wat betreft het 'in vereniging' plegen van geweld vereist de uitleg daarvan twee onderling nauw samenhangende voorwaarden, namelijk dat de verdachte in samenwerking met een ander of anderen deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband dat het openlijke geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Voor wat betreft de laatstgenoemde voorwaarde geldt blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, dat ter zake van het 'in vereniging' leveren van een bijdrage aan het plegen van geweld tegen personen of goederen sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, het getalsmatig versterken, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt. Voor een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is evenwel niet nodig dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld beginnen (zie HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132). Welbewust een bijna zekere...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT