Uitspraak Nº 20/00512. Hoge Raad, 2020-04-24
ECLI | ECLI:NL:HR:2020:800 |
Docket Number | 20/00512 |
Date | 24 Abril 2020 |
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00512
Datum 24 april 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de beschikking in de zaken 312879 en 318698 van de rechtbank Gelderland van 4 december 2017;
-
de beschikking in de zaak 200.235.148/01 & 200.235.149/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2019.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
Het verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.
...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT