Uitspraak Nº 20/3097 Wajong. Centrale Raad van Beroep, 2022-03-16

CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
ECLIECLI:NL:CRVB:2022:650
Docket Number20/3097 Wajong
Date16 Marzo 2022

20/3097 Wajong

Datum uitspraak: 16 maart 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2020, 20/3445, 20/3438 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] , Denemarken (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding plaatsgevonden op 2 februari 2022. Voor appellant zijn verschenen [naam zus] (zus) en [naam moeder] (moeder), bijgestaan door mr. Janssens. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J.L.H. Coenen.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellant ontvangt sinds 22 januari 2008 een uitkering op grond van hoofdstuk 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

1.2.

Op 21 oktober 2019 heeft appellant het Uwv verzocht zijn Wajong-uitkering te mogen exporteren naar Denemarken. Hierbij is vermeld dat appellant afhankelijk is van de zorg van zijn moeder en/of zus, dat zijn moeder steeds meer afhankelijk wordt van de zorg van zijn zus, dat zijn zus vanwege haar werk naar Denemarken moet verhuizen en dat hij en zijn moeder daarom moeten meeverhuizen. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv dit verzoek bij besluit van 5 december 20219 afgewezen. Het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 mei 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat het exportverbod van de Wajong uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in redelijkheid heeft kunnen besluiten de hardheidsclausule in het geval van appellant niet toe te passen. Volgens de rechtbank is appellant niet zorgafhankelijk van zijn zus en bestond er voor appellant op deze grond geen noodzaak mee te verhuizen naar Denemarken. Nu geen sprake is van zorgafhankelijkheid, kan verder in het midden worden gelaten of zijn zus noodzakelijkerwijs naar Denemarken heeft moeten verhuizen.

3.1.

Appellant heeft zich in hoger beroep, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, primair op het standpunt gesteld dat het in artikel 3:19 van de Wajong neergelegde exportverbod is ingegeven om calculerend gedrag en oneigenlijk gebruik van de regeling te voorkomen. In zijn geval is van oneigenlijk gebruik of calculerend gedrag geen sprake, zodat het exportverbod buiten toepassing moet worden gelaten. Subsidiair heeft appellant aangevoerd dat hij zorgafhankelijk is van zijn moeder en – in steeds hogere mate – van zijn zus. Deze zorgafhankelijkheid kan niet worden weggenomen door appellant te plaatsen in een kleinschalige instelling, zoals door het Uwv aangevoerd, omdat het effect hiervan op appellant, ook volgens de verzekeringsartsen, zou leiden tot een toename van spanningen, stemmingsproblemen en angsten. Appellant zou na 43 jaar van zijn moeder en zus worden gescheiden en bovendien bevinden zij zich dan op grote afstand van appellant. Dit zal het welbevinden van appellant tenietdoen. Verder heeft appellant naar voren gebracht dat de verhuizing van zijn zus naar Denemarken noodzakelijk was, omdat zij vanwege haar specialistische kennis en werkgebied in Nederland geen, maar in Denemarken wel opdrachten krijgt. Appellant is voor zijn inkomen aangewezen op een Wajong-uitkering. Hij heeft geen arbeidsvermogen, zodat hij bij het eindigen van de Wajong-uitkering niet meer in zijn onderhoud kan voorzien. Appellant heeft tot slot aangevoerd dat het niet mogen exporteren van zijn uitkering naar Denemarken hem op een ongerechtvaardigde wijze belemmert in de uitoefening van zijn recht op vrij verkeer en verblijf als Unieburger binnen de Europese Unie. Appellant heeft in dat kader betoogd dat niet voldaan is aan het evenredigheidsvereiste. Ook wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT