Uitspraak Nº 20/5072. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-04-20

ECLIECLI:NL:RBZWB:2020:1952
Docket Number20/5072
Date20 Abril 2020
CourtRechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/5072 WABOA VV en BRE 20/5073 WABOA

uitspraak van 20 april 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

[naam vergunninghouder] , te [woonplaats vergunninghouder], vergunninghouder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2020 van het college (bestreden besluit) inzake het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan en het maken van een uitweg op een perceel aan [adres perceel] in [plaats perceel] dat kadastraal bekend is als [nummer kadaster].

Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Door de uitbraak van het coronavirus is er geen zitting geweest in deze zaken. Verzoekster heeft op 3 april 2020 schriftelijk antwoord gegeven op een vraag van de voorzieningenrechter. Omdat de overgelegde stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, uitspraak doen zonder zitting.

De voorzieningenrechter zal tevens uitspraak doen in de bodemzaak, nu nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen in deze bodemzaak.


Overwegingen


1. Feiten
Op 19 juni 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend bij het college voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op een perceel aan [adres perceel] in [plaats perceel] dat kadastraal bekend is als [nummer kadaster] (hierna: het perceel).

Verzoekster is eigenaresse van een aangrenzend perceel.

Het college heeft, met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, op 3 december 2019 een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Daarbij heeft het college te kennen gegeven dat hij voornemens is een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een bouwwerk, het maken van een uitweg en het afwijken van het bestemmingsplan. Verzoekster heeft bij brief van 13 januari 2020 een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit. Het college heeft de omgevingsvergunning bij bestreden besluit verleend.

Bij brief van 2 maart 2020 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening.

2. Gronden

Verzoekster heeft aangevoerd dat zij de definitieve omgevingsvergunning pas heeft ontvangen, nadat zij daar zelf om heeft gevraagd. De omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg had het college niet mogen verlenen, omdat de inrit niet op de juiste plek ligt. Met de inrit wordt volgens verzoekster geschoven. Daar heeft verzoekster aan toegevoegd dat het bouwplan in strijd is met de beleidsregel ruimte voor ruimte van de provincie Noord‑Brabant en de beleidsnota Groen en Rood van de gemeente Breda. Ook het plan om twee woningen te realiseren op het perceel is in strijd met die beleidsregels. Verzoekster heeft daarnaast aangevoerd dat het niet mogelijk is een deel van het bouwwerk vergunningvrij te bouwen. Een gebouw kan alleen vergunningvrij zijn, wanneer op het perceel al een gebouw staat. Het vergunnningvrije deel is daarnaast geen bijgebouw, maar is onderdeel van de woning. Het college had het ‘vergunnningvrije deel’ daarom ook mee moeten nemen in de besluitvorming. Verzoekster heeft voorts aangevoerd dat vergunninghouder de kadastrale nummers verschillende keren heeft veranderd. Dat is volgens verzoekster onbetrouwbaar. Verzoekster heeft daar aan toegevoegd dat de ruimtelijke onderbouwing niet klopt, omdat die ziet op de bouw van meerdere woningen en omdat in de onderbouwing staat dat de woningen op minimaal 10 meter van de erfgrens worden gebouwd.

3. Voorlopige voorziening

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT