Uitspraak Nº 200.035.673/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-08-01

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:3101
Docket Number200.035.673/01
Date01 Agosto 2017
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.035.673/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 773387 DX EXPL 06-416

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 augustus 2017

inzake

DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen DEXIA BANK NEDERLAND N.V.),

gevestigd te Amsterdam,

appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerde, tevens appellant in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.

Dexia is bij dagvaarding van 19 november 2008 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 27 augustus 2008, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen hem als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie, en Dexia als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.

De zaak is op de rol van 30 juni 2009 aangebracht. [geïntimeerde] is op die roldatum niet verschenen. Er is geen verstek verleend, want Dexia diende een verzuim te herstellen (het overleggen van de originele appeldagvaarding). Op de rol van 17 juli 2012 heeft [geïntimeerde] advocaat gesteld. Dexia heeft op die roldatum het verzuim hersteld en een memorie van grieven, met producties genomen.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van antwoord in principaal appel, memorie van grieven in incidenteel appel, tevens akte tot wijziging van eis, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;

- akte van [geïntimeerde] , met een productie;

- antwoordakte van Dexia.

Ten slotte is arrest gevraagd.

Bij brieven van 4 en 11 juli 2014 heeft de voorzitter van het team handelsrecht van het hof zich tot de advocaten gewend die zijn betrokken bij de zaken waarin (mede) de vraag aan de orde is of – kort gezegd – naar redelijke verwachting de verplichtingen uit de met Dexia gesloten overeenkomsten van effectenlease een onaanvaardbaar zware financiële last op de afnemers legden. Tot deze categorie van zaken behoort de onderhavige zaak. In deze brieven is medegedeeld dat het hof voornemens is de aanhangige zaken naar de rol te verwijzen om de afnemers de gelegenheid te geven zich per zaak uit te laten over de vraag of, en zo ja, in hoeverre zich daarin bijzondere omstandigheden voordoen die een afwijking kunnen rechtvaardigen van de arresten van het hof van 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135 en 1136).

Bij rolbeslissing van 14 oktober 2014 is – voor zover van belang – bepaald dat de advocaten van afnemers zich kunnen uitlaten over de zaken waarin zij een akte wensen te nemen en welke concrete planning hen daarbij voor ogen staat.

Bij rolbeslissing van 2 december 2014 is partijen meegedeeld dat het hof, vanwege een aantal inmiddels bij de Hoge Raad aanhangige zaken, is teruggekomen op zijn eerdere voornemen om de afnemers een akte te laten nemen en is bepaald dat de Dexia-zaken, waaronder de onderhavige, worden aangehouden in afwachting van beslissingen van de Hoge Raad. Dit om te voorkomen dat (i) in onderling vergelijkbare zaken uiteenlopende uitspraken worden gewezen en (ii) tegen de uitspraken van dit hof (zekerheidshalve) cassatieberoep moet worden ingesteld in afwachting van de rechtspraak van de Hoge Raad.

Gedurende de aanhouding van de zaak zijn, voor zover voor het onderhavige geschil (mogelijk) van belang, de volgende arresten gewezen:

HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1198 (Dexia/Oerlemans I);

HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2015 (Dexia/Oerlemans II);

HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 (Beckers/Dexia) en

HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2749 (Groeneveld/Dexia).

Op 12 december 2016 heeft een regiezitting plaatsgevonden in 188 bij het hof aanhangige zaken waarin de problematiek van de onaanvaardbare last aan de orde is, waaronder de onderhavige zaak. Dexia is daarbij vertegenwoordigd door mr. J.M.K.P. Cornegoor, advocaat te Haarlem, en de afnemers door hun advocaten, onder wie mr. Maliepaard voornoemd.

De wederzijdse advocaten zijn na de regiezitting op een termijn van 10 weken in de gelegenheid gesteld verder met elkaar in overleg te treden over de afhandeling van de lopende zaken. Als geen (deel)schikkingen tot stand zouden komen, is ter zitting afgesproken dat partijen dan gezamenlijk een aantal zaken zouden selecteren die aan het hof ter beslissing zouden worden voorgelegd.
Partijen hebben dat overleg niet gevoerd. Bij per fax ontvangen brief van 21 februari 2017 heeft mr. Maliepaard namens de afnemers een viertal zaken opgegeven waarin volgens hem verreweg de meeste thans aanhangige geschilpunten aan de orde komen en bij wijze van voorbeeldzaken verder kan worden geprocedeerd. Bij brief van 2 maart 2017 heeft mr. Cornegoor, namens Dexia, – voor zover thans van belang – in aanvulling op de door mr. Maliepaard genoemde vier zaken nog drie zaken opgegeven waarin bij wijze van voorbeeldzaak door het hof kan worden beslist. De onderhavige zaak is door mr. Cornegoor opgegeven.

Dexia heeft in dit geding geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en tot toewijzing van haar vordering, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met nakosten en rente, en tot terugbetaling door [geïntimeerde] van hetgeen Dexia ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep meer aan [geïntimeerde] heeft voldaan dan hem toekomt, vermeerderd met wettelijke rente, alles uitvoerbaar bij voorraad.

In het principaal hoger beroep heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot verwerping daarvan en in het incidenteel hoger beroep tot vernietiging van het bestreden vonnis, behoudens de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling. [geïntimeerde] heeft zijn eis gewijzigd, zoals verwoord in de door hem genomen memorie en verder gevorderd dat Dexia wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.

In het incidenteel hoger beroep heeft Dexia geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.5 een aantal feiten opgesomd die in deze zaak vaststaan. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten als tussen partijen vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1.

[geïntimeerde] is op 28 april 2000 een leaseovereenkomst genaamd AEX Plus Effect Vooruitbetaling met contractnummer [nummer] (hierna: de overeenkomst) aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna ook: Dexia).

2.2.

Bij de totstandkoming van de overeenkomst was NBG Finance als tussenpersoon betrokken.

2.3.

Dexia heeft de overeenkomst vanwege betalingsachterstanden beëindigd. De eindafrekening van 13 december 2005 vermeldt een negatief resultaat van € 8.307,34. [geïntimeerde] heeft dit bedrag niet aan Dexia voldaan.

3 Beoordeling
3.1.

Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft het hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. [geïntimeerde] heeft tijdig een opt-outverklaring uitgebracht, zodat die overeenkomst [geïntimeerde] niet bindt.

3.2.

De in eerste aanleg door [geïntimeerde] in conventie ingestelde vorderingen zijn, kort samengevat weergegeven, erop gericht te bereiken dat de overeenkomst wordt vernietigd, althans Dexia wordt veroordeeld schadevergoeding aan hem te betalen ter hoogte van de door hem aan Dexia betaalde bedragen (totaal € 21.781,45), met nevenvorderingen. De vorderingen van [geïntimeerde] zijn onder andere gebaseerd op de stelling dat Dexia een gebrekkig product heeft aangeboden, althans haar zorgplicht heeft geschonden en daarom onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld. De op Dexia rustende informatie- en waarschuwingsverplichtingen zijn niet door haar nagekomen. Verder is de overeenkomst gesloten terwijl [geïntimeerde] niet in staat was aan de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen te voldoen. Ook is van belang dat de overeenkomst tot stand is gekomen via een tussenpersoon die zich ten onrechte als een onafhankelijk en deskundig adviseur heeft voorgedaan, aldus [geïntimeerde] .

3.3.

In eerste aanleg in reconventie heeft Dexia van [geïntimeerde] betaling gevorderd van het hiervoor in 2.3 genoemde bedrag van € 8.307,34, zoals vermeld op de eindafrekening, vermeerderd met rente.

3.4.

De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat Dexia niet in voldoende mate heeft voldaan aan haar zorgplichten voortkomende uit het ‘know your customer’- principe. Dat brengt volgens de kantonrechter mee dat de overeenkomst niet tot stand had behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [geïntimeerde] geleden schade. De kantonrechter heeft geen toepassing willen geven aan de door het hof gehanteerde zogenaamde hofformule. De kantonrechter heeft het door kantonrechters ontwikkelde categoriemodel toegepast en is tot het oordeel gekomen dat [geïntimeerde] 40% van het nadeel, bestaande - kort gezegd - uit inleg en restschuld, zelf dient te dragen.

3.5.

Dexia is in conventie, voor zover van belang, veroordeeld € 8.576,34 met rente aan [geïntimeerde] te betalen. De reconventionele vordering van Dexia is door de kantonrechter afgewezen.

3.6.

Dexia vordert blijkens het petitum van de memorie van grieven primair een bedrag van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT