Uitspraak Nº 200.036.000/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-12-19

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:5273
Docket Number200.036.000/01
Date19 Diciembre 2017
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.036.000/ 01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 846589 / DX EXPL 07-272

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 december 2017

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tevens incidenteel geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

tevens incidenteel appellant,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.

Dexia is bij dagvaarding van 30 december 2008 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), die tussen partijen zijn gewezen op 22 oktober 2008 en op 7 mei 2008, onder bovengenoemd zaak- en rolnummer.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord in principaal appel, memorie van grieven in incidenteel appel tevens akte tot wijziging van eis, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel;

- akte, met één productie;

- antwoordakte.

Vervolgens is arrest gevraagd.

Bij tussenarrest van 4 oktober 2016 is een regiecomparitie gelast voor 188 verschillende Dexia-zaken waarin de problematiek van de onaanvaardbaar zware financiële last aan de orde is. Deze comparitie heeft op 12 december 2016 plaatsgevonden.

Na de comparitie heeft het hof bepaald dat in de Dexia-zaken waarin geen tussenpersoon of cliëntenremisier betrokken was, waaronder de onderhavige zaak, zal worden voortgeprocedeerd in de stand waarin deze zaken zich bevonden voordat deze werden aangehouden. Omdat in onderhavige zaak arrest was gevraagd, is de zaak naar de rol verwezen voor arrest.

Dexia heeft in dit geding geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - primair: de (reconventionele) vordering van Dexia van € 6.630,18 alsnog zal toewijzen, met rente en subsidiair: [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 2.144,32, met rente en primair en subsidiair: de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en hem zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Dexia ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hem heeft voldaan, met rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en rente.

[geïntimeerde] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof Dexia niet ontvankelijk zal verklaren, althans de grieven zal verwerpen, met veroordeling van Dexia in de kosten van het principaal appel.

In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen (behoudens de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling) en - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - voor recht zal verklaren, primair dat het beroep op dwaling c.q. bedrog gegrond is, subsidiair dat Dexia jegens [geïntimeerde] toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld door hem de leaseovereenkomsten te doen aangaan zonder voldoende informatie te verstrekken over de aan die overeenkomsten inherente beleggingstechnische tekortkomingen en door de waarschuwings- en informatieplicht met betrekking tot de inleg en de restschuld en de financiële positie niet te respecteren, en meer subsidiair dat [geïntimeerde] de overeenkomsten terecht wegens wanprestatie heeft ontbonden, steeds met veroordeling van Dexia om aan [geïntimeerde] te voldoen al hetgeen [geïntimeerde] onder de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald, met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van elk van de betalingen en met veroordeling van Dexia in de kosten van het incidenteel appel.

In het incidenteel hoger beroep heeft Dexia geconcludeerd dat het hof [geïntimeerde] niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep, althans de grieven zal verwerpen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in appel - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 22 oktober 2008 onder 1.1 tot en met 1.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten als vaststaand zal aannemen. Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1

[geïntimeerde] is de volgende leaseovereenkomsten aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna: Dexia):

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Leasesom

Termijnbedrag

[contractnummer 1]

14-3-1998

WinstVerDrieDubbelaar

36 mnd

€ 12.046,97

€ 64,77 p/mnd

[contractnummer 2]

14-3-1998

WinstVerDrieDubbelaar

36 mnd

€ 4.015,71

€ 21,59 p/mnd

[contractnummer 3]

3-4-1998

Koersleasen

120 mnd

€ 37.273,14

€ 180,65 p/mnd

2.2

De leaseovereenkomsten zijn (tussentijds) beëindigd. De eindafrekeningen van de leaseovereenkomsten met de naam WinstVerDrieDubbelaar van 13 maart 2001 vermelden een positief resultaat van respectievelijk € 471,12 en € 257,15. De eindafrekening van de leaseovereenkomst met de naam Koersleasen van 9 juni 2005 vermeldt een negatief resultaat van € 6.728,46. [geïntimeerde] heeft het laatstgenoemde bedrag niet aan Dexia voldaan.

3 Beoordeling
3.1

Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft dit hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. [geïntimeerde] heeft tijdig een opt out-verklaring uitgebracht, zodat de WCAM-overeenkomst hem niet bindt.

3.2

De in eerste aanleg door [geïntimeerde] in conventie ingestelde vorderingen strekken er
- kort weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang - toe voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomsten zijn vernietigd, ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat Dexia hetgeen [geïntimeerde] op grond van de leaseovereenkomsten aan Dexia heeft betaald dient terug te betalen, met rente.

3.3

In reconventie heeft Dexia in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 6.630,18, zijnde de restschuld van de leaseovereenkomst genaamd Koersleasen verminderd met een aan [geïntimeerde] toekomend bedrag, met rente.

3.4

De kantonrechter heeft Dexia in het bestreden vonnis, voor zover in hoger beroep van belang, veroordeeld in totaal € 7.406,52, met rente, aan [geïntimeerde] te betalen. De reconventionele vordering van Dexia is door de kantonrechter afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen partijen met hun grieven op.


Toetsingskader

3.5

De onderhavige zaak betreft een effectenleasezaak. Voor de behandeling en beslissing van effectenleasezaken waarop de WCAM-overeenkomst niet van toepassing is heeft de Hoge Raad in zijn arresten van 5 juni 2009 (De Treek/Dexia (ECLI:NL:HR:2009:BH2815), Levob/Bolle c.s. (ECLI:NL:HR:2009:BH2811) en Stichting GeSp/Aegon (ECLI:NL:HR:2009:BH2822)) algemene maatstaven en beoordelingskaders ontwikkeld. Vervolgens heeft dit hof op 1 december 2009 vier zogenoemde richtinggevende arresten gewezen (Dexia/Van der Heijden (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978), Dexia/Bouwhuis (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4981), Dexia/Madarie (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4982) en Dexia/Wijbenga (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4983), waarbij is voortgebouwd op de uitgangspunten en het beoordelingskader blijkend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT