Uitspraak Nº 200.121.783_02. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-06-11

ECLIECLI:NL:GHSHE:2019:2115
Docket Number200.121.783_02
Date11 Junio 2019
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.121.783/02

arrest van 11 juni 2019

in de zaak van

[appellant] , tevens h.o.d.n. Obscura Fotografie,

wonende te [woonplaats 1] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

procesadvocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

behandelend advocaat: mr. K.M. van Boven

tegen

[geïntimeerde] , tevens h.o.d.n. ID & Concept Styling Photografics,

wonende te [woonplaats 1] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.J. Blaak-Looij BA. te Goes,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 7 augustus 2018 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Middelburg, zittingsplaats Terneuzen , onder zaaknummer 224676/11-1663 gewezen vonnissen van 1 augustus 2012 en van 21 november 2012.

5 Het verloop van de procedure
5.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 7 augustus 2018 waarbij het hof gelegenheid heeft geboden voor pleidooi;

- het audiëntieblad van het pleidooi, gehouden op 28 maart 2019, waaraan gehecht

de producties 76 tot en met 79 van [appellant] , de producties 19 en 20 van [geïntimeerde] , die bij pleidooi in het geding zijn gebracht en de pleitnotities van mr. Van Boven en mr. Blaak-Looij.

5.2.

Tijdens de pleitzitting op 28 maart 2019 waren [appellant] en [geïntimeerde] aanwezig. Zij hebben hun standpunten nader toegelicht en op vragen van het hof antwoord gegeven.

5.3.

Mr. van Boven heeft bij het begin van haar pleidooi een document aan het hof overhandigd, dat naar haar mededeling een print is van wat te zien is op de USB-stick, die [geïntimeerde] als bijlage A bij memorie van antwoord heeft overgelegd. Bij haar dupliek heeft mr. Blaak-Looij bezwaar gemaakt tegen kennisname van deze print door het hof, omdat het volgens [geïntimeerde] de metadata van bijlage A betreft en zij niet kan controleren of er in dit document door [appellant] wijzigingen zijn aangebracht. Het hof heeft meegedeeld in het arrest op dit bezwaar te zullen beslissen.

5.4.

Het hof verwerpt het bezwaar van [geïntimeerde] tegen het door [appellant] ter zitting overgelegde document. Het document is weliswaar pas ter zitting overgelegd, maar naar de stelling van [appellant] gaat om een print van een door [geïntimeerde] zelf in het geding gebracht document. Er is geen aanleiding om [geïntimeerde] nog in de gelegenheid te stellen daar nader op te reageren, omdat het stuk geen rol heeft gespeeld bij de beoordeling, zoals uit het navolgende blijkt.

5.5.

Het hof heeft een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op alle bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6 De beoordeling

De feiten

6.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

6.1.1.

[appellant] en [geïntimeerde] zijn professionele fotografen, ieder aangesloten bij diverse organisaties voor fotografen. [appellant] is daarnaast als zzp’er werkzaam als automatiseringsdeskundige en [geïntimeerde] is daarnaast actief in grafische vormgeving en design.

6.1.2.

[appellant] heeft in opdracht van [communicatieadviesbureau] de culinaire foto’s gemaakt voor het in 2010 uitgegeven kookboek “Culinair Doetinchemmen”. Tot die foto’s behoren drie foto’s waar het in dit geding om gaat: een foto van een gerecht van Siciliaanse tonijn, een foto van verse pasta met tonijn in roomsaus en een foto van lasagne met kreeft en shiitake, die ook op de website van [appellant] , [website 1] , stonden. Deze foto’s zullen verder worden aangeduid als: de foto’s.

6.1.3.

In opdracht van [appellant] heeft [tekstschrijver] , verder: [tekstschrijver] , in 2009 teksten over (culinaire) fotografie geschreven, die [appellant] vervolgens op zijn website heeft geplaatst. Deze teksten zijn door [appellant] overgelegd als prod. 11a bij dagvaarding en zullen verder worden aangeduid als: de teksten.

6.1.4.

In een brief van 21 januari 2011 heeft [appellant] [geïntimeerde] geschreven dat zij de foto’s op haar website [website 2] had gepubliceerd, dat het auteursrecht op de foto’s bij [appellant] rust en dat zij inbreuk op het auteursrecht van [appellant] maakte. Hij stelde haar in de gelegenheid om het gebruik van de foto’s alsnog met hem te regelen en deelde haar mee

- dat hij van verdere aanspraken ten aanzien van de inbreuk op het auteursrecht zou afzien indien [geïntimeerde] binnen tien dagen na dagtekening van die brief een bedrag van € 1.520,00, vermeerderd met btw, zou betalen, het bedrag waarvoor hij desgevraagd toestemming voor het gebruik van de foto’s zou hebben verleend, en

- dat [geïntimeerde] de foto’s onmiddellijk van haar website diende te verwijderen.

6.1.5.

Bij brief van 26 januari 2011 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] onder meer geschreven de brief van 21 januari 2011 op 25 januari 2011 te hebben ontvangen, dat [collectief] een onlangs opgericht collectief is en dat het haars inziens niet mogelijk was dat er beeldmateriaal van [appellant] op de genoemde website stond.

6.1.6.

Bij brief van 2 maart 2011 heeft [appellant] [geïntimeerde] geschreven te hebben geconstateerd dat de foto’s op 25 januari 2011 van de website [website 2] zijn verwijderd, dat ook de teksten op de website van [geïntimeerde] stonden en dat hij door het gebruik van de teksten een schade van € 850,00 heeft geleden. Hij verzocht [geïntimeerde] om binnen tien dagen een bedrag van (€ 1520,00 + € 850,00 =) € 2.370,00, te vermeerderen met de btw, over te maken.

6.1.7.

[geïntimeerde] heeft bij brief van 4 maart 2011 het verzoek van [appellant] afgewezen en daarbij onder meer aangegeven aangifte te hebben gedaan van smaad en laster.

De standpunten van partijen en het oordeel van de kantonrechter

6.2.1.

In de onderhavige procedure vorderde [appellant] om [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.344,30, inclusief btw als vergoeding van de schade die [appellant] heeft geleden als gevolg van inbreuk door [geïntimeerde] op de auteursrechten van [appellant] op de foto’s (€ 1.808,80 inclusief btw) en de teksten (€ 535,50 inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2011. Verder vorderde [appellant] volledige vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten op grond van artikel 1019h Rv.

6.2.2.

[geïntimeerde] voerde verweer. Zij concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] en tot veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [appellant] tot volledige vergoeding van proceskosten van [geïntimeerde] op grond van artikel 1019h Rv.

6.2.3.

Het debat tussen partijen ging in hoofdzaak over de vraag of de foto’s en de teksten van [appellant] door [geïntimeerde] op de website [website 2] geplaatst waren geweest. [appellant] stelde dat deze daar op 18 januari 2011 op stonden, waarna ze op 24 januari 2011 zijn verwijderd. [geïntimeerde] stelde dat de foto’s en de teksten nimmer op de website [website 2] hebben gestaan. Partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunten over dit geschilpunt over en weer in eerste aanleg vele producties overgelegd, waaronder met name schriftelijke verklaringen van getuigen. Ook hebben zij zich beroepen op schermfoto’s van deze website en de resultaten van programma’s waarmee de historische inhoud van een website (al dan niet) kan worden gereconstrueerd. Het hof zal op een en ander bij de beoordeling ingaan.

6.2.4.

In het tussenvonnis van 1 augustus 2012 is de kantonrechter in rov. 9 tot de slotsom gekomen dat [geïntimeerde] heeft aangetoond dat de foto’s en de teksten nooit online op de website van [geïntimeerde] gestaan hebben. Nadat [geïntimeerde] informatie heeft verschaft over de door haar gemaakte proceskosten heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 21 november 2012 de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van proceskosten ten bedrage van € 10.000,00 voor honorarium van de advocaat en € 802,25 voor andere kosten.

6.2.5.

[appellant] heeft bij dagvaarding in hoger beroep van 26 november 2012 aan [geïntimeerde] aangezegd in hoger beroep te komen van het eindvonnis van 21 november 2012. Deze procedure is aangehouden omdat partijen het hof hebben gevraagd de behandeling aan te houden in verband met onderhandelingen en uiteindelijk ambtshalve doorgehaald.

6.2.6.

[appellant] heeft vervolgens bij verzoekschrift aan het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten voor het horen van 12 getuigen. Dit betrof in hoofdzaak personen van wie in eerste aanleg schriftelijke verklaringen waren overgelegd. [geïntimeerde] heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd. Het hof heeft bij beschikking van 17 oktober 2013 het verzoek van [appellant] toegewezen (HV 200.122.529/01). Op 5 februari 2014 en 20 mei 2014 zijn door de raadsheer-commissaris als getuigen gehoord:

- [getuige 1] , die onder meer verklaarde dat de e-mail die [geïntimeerde] als prod. 10 bij conclusie van antwoord als afkomstig van [getuige 1] in het geding had gebracht, niet door hem is geschreven;

- [personalia...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT