Uitspraak Nº 200.126.849-01 200.127.813-01. Gerechtshof Den Haag, 2015-12-18

ECLIECLI:NL:GHDHA:2015:3587
Date18 Diciembre 2015
Docket Number200.126.849-01 200.127.813-01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

Uitspraakdatum : 18 december 2015

Zaaknummers ` : 200.126.849 (zaak e) + 200.127.813 (zaak f)

Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/337050 / HA ZA 09-1580

Arrest

in de zaak met nummer 200.126.849 (zaak e) van

de VERENIGING MILIEUDEFENSIE,

gevestigd te Amsterdam,

appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel, tevens eiseres in het art. 843a Rv-incident en verweerster in het bevoegdheidsincident,

advocaat: mr. Ch. Samkalden (Amsterdam),

tegen

1. ROYAL DUTCH SHELL PLC.,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, kantoorhoudende te Den Haag,

2. SHELL PETROLEUM DEVELOPMENT COMPANY OF NIGERIA LTD.,

gevestigd te Port Harcourt, Rivers State, Federale Republiek Nigeria,

geïntimeerden, tevens appellanten in incidenteel appel, tevens verweersters in het art. 843a Rv incident en eiseressen in het bevoegdheidsincident,

advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk (Amsterdam)

en in de zaak met nummer 200.127.813 (zaak f) van

SHELL PETROLEUM DEVELOPMENT COMPANY OF NIGERIA LTD.,

gevestigd te Port Harcourt, Rivers State, Federale Republiek Nigeria,

appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel appel, tevens verweerster in het incident,

advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk (Amsterdam),

tegen

Friday Alfred AKPAN,

wonende te Ikot Ada Udo, Akwa Ibom State, Nigeria,

geïntimeerde, tevens appellant in incidenteel appel en eiser in het incident,

advocaat: mr. Ch. Samkalden (Amsterdam).

Partijen in de zaak met nummer 200.126.849 (zaak e) worden hierna genoemd: Milieudefensie respectievelijk RDS en SPDC, de laatste twee samen: Shell, en RDS alleen ook wel: de moedermaatschappij. Partijen in de zaak met nummer 200.127.813 (zaak f) worden hierna genoemd: SPDC respectievelijk Akpan. Milieudefensie en Akpan samen worden mede Milieudefensie c.s. genoemd.

Het verloop van het geding

in zaak e - 200.126.849:

Milieudefensie is bij exploten van 1 mei 2013 in hoger beroep gekomen van het door de Rechtbank Den Haag tussen onder andere haar en Shell gewezen vonnis van 30 januari 2013 en het daaraan voorafgegane vonnis van 14 september 2011.

in zaak f - 200.127.813:

SPDC is bij exploot van 1 mei 2013 eveneens in hoger beroep gekomen van het zojuist bedoelde vonnis van 30 januari 2013 voor zover tussen haar en Akpan gewezen.

in zaak e - 200.126.849 voorts:

Op de rol zijn de volgende stukken gewisseld:

- een incidentele conclusie tot exhibitie (met producties) van Milieudefensie;

- een memorie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv tevens houdende exceptie van

onbevoegdheid in het incident (met producties) van Shell;

- een memorie van antwoord in het bevoegdheidsincident in het incident ex art. 843a Rv van

Milieudefensie.

in beide zaken voorts:

Vervolgens is in deze zaak en in vier samenhangende zaken een comparitie van partijen gehouden. Die vier samenhangende zaken zijn aangeduid als zaak a (200.126.804), zaak b (200.126.834), zaak c (200.126.843) en zaak d (200.126.848). Op de comparitie zijn procedureafspraken gemaakt, die voor zover thans van belang inhouden dat allereerst (‘fase 1’) een beslissing zal worden genomen over (i) de bevoegdheid van de Nederlandse rechter (voor zover in geschil) en (ii) de vorderingen van Milieudefensie c.s. ex art. 843a Rv (met inbegrip van het appel van Milieudefensie c.s. tegen het tussenvonnis van 14 september 2011, waarin haar toenmalige vordering ex art. 843a Rv is afgewezen) en Shells verweer daartegen. Overeenkomstig de ter comparitie gemaakte afspraken zijn nadien op de rol de volgende stukken ingediend:

- door Shell: een memorie van grieven fase 1 (in zaak f) tevens memorie van

grieven in incidenteel appel fase 1 (in zaken a tot en met e) (met producties);

- door Milieudefensie c.s.: een memorie van grieven inzake de afwijzing van de

vordering tot exhibitie ex art. 843a Rv, tevens houdende een incidenteel appel in zaak f (met

producties);

- door Shell: een memorie van antwoord fase 1 (in zaken a tot en met e), tevens

memorie van antwoord in incidenteel appel fase 1 (in zaak f), tevens antwoordakte uitlating

appeldagvaarding (in zaak c) (met producties, waaronder als productie 52 een akte van depot

van stukken);

- door Milieudefensie c.s.: een ‘memorie van antwoord bij de memorie van grieven

zijdens Shell (fase 1)’ (met producties).

Daarna hebben de advocaten van partijen - in fase 1 - alle zaken aan de hand van pleitnotities bepleit. Na afloop van de pleidooien is een datum voor arrest bepaald.

De beoordeling inleiding
1.1

Het geschil in deze zaken is ontstaan naar aanleiding van twee olielekkages uit een aan SPDC toebehorende olieput bij het dorp Ikot Ada Udo in Akwa Ibom State in Nigeria. Deze olieput, met de naam Ibibio-1, is daar in 1959 door SPDC’s rechtsvoorganger geboord, maar vervolgens nooit voor oliewinning gebruikt; het bleef een exploratieput, waarvan de putmond (de wellhead) bovengronds was afgesloten met een zogenoemde christmas tree. Dat is een massief stalen constructie met een aantal holle leidingen en stalen afsluiters (valves). Die afsluiters kunnen met een grote Engelse sleutel worden los- en vastgedraaid.

1.2

De eerste lekkage, in augustus 2006, was beperkt: ongeveer één vat olie. Eind juli of begin augustus 2007 was er een grotere olielekkage. Deze tweede lekkage is op 7 november 2007 verholpen; een medewerker van SPDC heeft toen met een grote Engelse sleutel de afsluiters van de christmas tree dichtgedraaid. Er was toen naar schatting een hoeveelheid van 629 vaten olie gelekt. SPDC heeft de Ibibio-1 inmiddels tegen verdere lekkages beveiligd door een cementen plug te plaatsen die de wellhead definitief afsluit.

1.3

Milieudefensie c.s. wijt de lekkages en de daardoor ontstane schade - meer in het bijzonder: (milieu)schade aan beweerdelijk door Akpan ter plaatse geëxploiteerde visvijvers - aan onrechtmatig handelen en nalaten van (i) SPDC als operator van de pijpleiding, maar daarnaast ook van (ii) RDS als het hoofd van de Shell-groep en via concernvennootschappen houdster van de aandelen in SPDC. De vorderingen die Milieudefensie c.s. op deze grond heeft ingesteld strekken er toe dat Shell aansprakelijk wordt gehouden voor het laten ontstaan en het niet adequaat verhelpen van de lekkages, alsook voor het niet deugdelijk opruimen van de vervuiling. De rechtbank heeft - als vaststaand aannemend dat de lekkages het gevolg waren van sabotage (het opendraaien van de afsluiters) - de vorderingen aldus toegewezen dat (i) voor recht is verklaard dat SPDC naar Nigeriaans recht een specifieke tort of negligence jegens Akpan heeft gepleegd door de wellhead van Ibibio-1 onvoldoende te beveiligen tegen de op eenvoudige wijze gepleegde sabotage en dat (ii) SPDC is veroordeeld om aan Akpan de nader bij staat op te maken schade te vergoeden die deze door de lekkages heeft geleden. Alle overige vorderingen, inclusief die tegen RDS, zijn afgewezen. Tegen die afwijzing richt zich het hoger beroep van Milieudefensie in zaak e, terwijl SPDC in zaak f opkomt tegen de toewijzing. Shell heeft in zaak e incidenteel geappelleerd (in fase 1 tegen het oordeel over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de ontvankelijkheid van Milieudefensie) en Akpan in zaak f (in fase 1 tegen de afwijzing van de vordering ex art. 843a Rv).

1.4

In dit tussenarrest worden, zoals ter comparitie met partijen besproken, alleen enkele deelaspecten van het geschil beoordeeld, te weten: (i) het hernieuwde exhibitieverzoek ex art. 843a Rv van Milieudefensie c.s.; (ii) de grieven tegen de (motivering van de) afwijzing van haar eerdere verzoek dienaangaande; (iii) de door Shell tegen die verzoeken gevoerde verweren en (iv) Shells grieven tegen de verwerping van een aantal van die verweren door de rechtbank. Laatstbedoelde verweren, die zich mede richten tegen de vorderingen in de hoofdzaken, gaan over de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter, de ontvankelijkheid van Milieudefensie en de vorderingsgerechtigdheid van Akpan. De beoordeling in dit arrest betreft dus de over en weer opgeworpen incidenten, maar heeft daarnaast ook betrekking op enkele aspecten die van belang zijn in de hoofdzaken.

1.5

Vooraf wordt genoteerd dat tussen partijen thans eenstemmigheid bestaat over het toepasselijke recht, in die zin dat de vorderingen, ook die tegen RDS, moeten worden beoordeeld naar Nigeriaans recht, zijnde het recht van de staat waar (i) de lekkages zich hebben voorgedaan, (ii) de daarmee samenhangende schade zich heeft gemanifesteerd en (iii) SPDC, op wier doen en laten onvoldoende toezicht zou zijn gehouden, gevestigd is (vgl. het hier toepasselijke art. 3 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad). In overeenstemming hiermee wordt in dit arrest uitgegaan van de toepasselijkheid van Nigeriaans recht. Een uitzondering - ook daarover zijn partijen het eens - geldt voor de procesrechtelijke kwesties, waarop Nederlands recht als lex fori van toepassing is (vgl. art. 10:3 BW). Daarnaast is met betrekking tot een enkel aspect het incorporatierecht van belang.

bevoegdheid van de Nederlandse rechter m.b.t. de vorderingen tegen SPDC

2.1

Voor de vorderingen tegen de in Nigeria gevestigde vennootschap SPDC heeft de rechtbank haar internationale bevoegdheid ontleend aan art. 7 lid 1 Rv (pluraliteit van gedaagden). Uitgaande van de niet ter discussie staande bevoegdheid van de Nederlandse rechter ten aanzien van medegedaagde RDS (ex art. 2 lid 1 juncto art. 60 lid 1Verordening (EG) Nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna: Brussel I-Verordening) bestaat deze bevoegdheid volgens die bepaling (art. 7 lid 1 Rv) ook ten aanzien van SPDC ‘mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT