Uitspraak Nº 200.145.216/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-11-01

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:3755
Date01 Noviembre 2016
Docket Number200.145.216/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.145.216/02

Zaak- rolnummer rechtbank : C09/421822/ HA ZA 12-763

arrest van 1 november 2016

inzake

[Zus een] ,

wonende te [woonplaats] , Spanje,

appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,

hierna te noemen: appellante,

advocaat: mr. O. Huisman te Den Haag,

tegen

[Broer een] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde sub1, tevens voorwaardelijk incidenteel appellant,

en

[Zus twee] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde sub 2, tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,

hierna te noemen: geïntimeerden,

advocaat: mr. M.H.C. Morshuis te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 3 april 2014 is appellante in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 15 januari 2014 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen.

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.

Appellante heeft in haar appeldagvaarding de grieven geformuleerd.

Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden de grieven weersproken. Tevens hebben geïntimeerden een exceptief verweer gevoerd alsmede een voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld.

Appellante heeft een memorie van antwoord genomen in het voorwaardelijk incidenteel appel.

Voorafgaande aan het pleidooi heeft appellante een antwoordakte genomen tevens inbreng producties.

Voorafgaande aan het pleidooi hebben geïntimeerden een akte genomen tot wijziging van eis. Tevens hebben geïntimeerde voorafgaande aan het pleidooi bij brief stukken in het geding gebracht. Het hof beschouwt deze brief als een akte.

Op 20 mei 2016 heeft het pleidooi plaatsgevonden.

Appellante is bij het pleidooi door het hof verzocht om bij akte te overleggen het originele vonnis van de Spaanse rechter van 27 maart 2013 met beëdigde vertaling alsmede het inleidende verzoekschrift en aanvullend verzoekschrift met beëdigde vertaling.

Appellante heeft op 31 mei 2016 een brief naar het hof gestuurd met betrekking tot de vertaling van de Spaanse stukken. Bij brief van 1 juni 2016 hebben geïntimeerden op deze brief gereageerd.

Ter rolzitting van 21 juni 2016 heeft appellante een aantal stukken bij akte in het geding gebracht:

  • -

    het verzoekschrift d.d.28 mei 2012;

  • -

    de akte uitlaten d.d. 28 juni 2012 van het provinciaal parket van Malaga;

  • -

    het verslag van de forensisch arts d.d. 27 maart 2012;

  • -

    de eerste pagina van het aanvullend verzoekschrift d.d. 22 november 2012;

  • -

    de uitspraak d.d. 27 maart 2013 van de rechtbank van Torremolinos.

Ter rolzitting van 5 juli 2016 hebben geïntimeerden een antwoordakte genomen.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.

2. Door appellante is gevorderd: “dat het hof moge behage om bij arrest, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, te vernietigen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2014 gewezen tussen appellante als eiseres en geïntimeerden als gedaagden en opnieuw rechtdoende: de vorderingen van eiseres, thans appellante toe te wijzen, kosten rechtens.”.

Vordering appellante goede procesorde

3. Een goede procesorde brengt met zich mede dat de processtukken zowel voor de wederpartij als de rechter duidelijk dienen te zijn. In punt 41 en 42 van de memorie van antwoord beklagen geïntimeerden zich er over dat niet duidelijk is wat appellante met haar tweede grief bedoelt.

4. De inleidende dagvaarding in eerste aanleg van 45 bladzijden is een opsomming van feiten en incidenten. De vordering in de hoofdzaak in eerste aanleg omvatte 12 punten, nadien heeft appellante de grondslag van haar vordering aangevuld als volgt: geïntimeerde sub 1 dient conform art 7:403 BW informatie te verschaffen en verantwoording af te leggen over de wijze waarop geïntimeerde sub 1 zich van zijn opdracht heeft gekweten, hij is gehouden tot afgifte van stukken en is te kort geschoten in de nakoming danwel heeft zich ongerechtvaardigd verrijkt. Bij conclusie van repliek heeft appellante haar vordering vermeerderd, zij vordert van geïntimeerde sub 1 betaling van een bedrag van € 1.746.424,-. De appeldagvaarding omvat 23 bladzijden. In de dagvaarding zijn de grieven geformuleerd maar is niet in het petitum aangegeven wat exact wordt gevorderd.

5. De grieven van appellante richtten zich niet op alle onderdelen van het vonnis en hetgeen in eerste aanleg is gevorderd. Het hof leest de grieven en het door appellante gevorderde in de sleutel dat:

a. a) geïntimeerde sub 1 op basis van de door appellante aan geïntimeerde sub 1 verstrekte volmacht rekening en verantwoording dient af te leggen;

b) geïntimeerde sub 1 te kort is geschoten in de wijze waarop hij het vermogen van appellante heeft beheerd en geïntimeerden uit dien hoofde aan appellante een bedrag dienen te betalen van € 1.746.424,-.

Voorwaardelijk incidenteel appel en wijziging eis

6. Uit het voorwaardelijke incidenteel appel volgt dat geïntimeerden onder aanvulling van de gronden bekrachtiging vragen van het bestreden vonnis. Het hof komt pas aan het voorwaardelijke appel toe indien appellante ontvankelijk is in haar hoger beroep.

7. Het hof overweegt als volgt. Geïntimeerden zijn in beginsel vrij tot aan het einde van de procedure hun eis te vermeerderen of te veranderen. Binnen de grenzen van een goede procesorde kan een verandering of vermeerdering van eis ook nog plaatsvinden bij pleidooi in hoger beroep. In het onderhavige geval acht het hof de vermeerdering van eis niet in strijd met een goede procesorde. Appellante heeft ruimschoots voor het pleidooi de akte wijziging eis van geïntimeerden verkregen. Appellante heeft al voor het pleidooi bij akte schriftelijk op deze vermeerdering van eis gereageerd. Bovendien wordt de vermeerdering van eis veroorzaakt door een handelen van appellante zelf, appellante is immers overgegaan tot het leggen van beslag op de activa van geïntimeerde sub1.

Exceptief verweer

8. Door geïntimeerden is in punten 4 tot en met 11 van hun memorie van antwoord gesteld dat appellante in Spanje volledig handelingsonbekwaam is verklaard. Geïntimeerden stellen voorts dat of op basis van het Haagse Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen of op basis van IPR regels het Spaanse vonnis...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT