Uitspraak Nº 200.152.459/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-08-29

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:7532
Date29 Agosto 2017
Docket Number200.152.459/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.152.459

(zaaknummer rechtbank Gelderland 249496)

arrest van 29 augustus 2017

in de zaak van

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oubaha Beheer B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
5th Avenue Arnhem B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aspen Valley Arnhem B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Aspen Valley Enschede B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

De Grote Broer B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

El Sombrero Nijmegen B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

H.E.K.O. (Horeca Exploitatie Khalid Oubaha) B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Jules Arnhem B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

K. Oubaha Holding B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Loran B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Malle Babbe Nijmegen B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Noori B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Oubaha Vastgoed B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Poort van Kleef Enschede B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Sjors & Sjimmie Nijmegen B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

16. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Stretto Nijmegen B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Van Buren Boogie Nijmegen B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Wampie Arnhem B.V.,

gevestigd te Arnhem,

appellanten,

in eerste aanleg: eiseressen,

hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud: Oubaha,

advocaat: mr. J.A.A. Diederen,

tegen

de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A.,

als gevolg van fusie rechtsopvolgster onder algemene titel van Coöperatieve Rabobank Rijk van Nijmegen U.A., voorheen genaamd Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna: Rabobank,

advocaat: mr. K.M. Kole.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Voor het verloop van het geding tot dan toe verwijst het hof naar het tussenarrest van 8 november 2016. Bij dat arrest is een meervoudige comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 8 mei 2017 plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal gemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Hieraan zijn tevens de stukken gehecht, die ten behoeve van de zitting op 8 mei 2017 door mr. Diederen namens Oubaha in het geding zijn gebracht, alsmede de ter zitting overgelegde Aantekeningen bij de mondelinge behandeling aan de zijde van Oubaha.

1.2

Na afloop van de zitting heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank in het vonnis van 26 maart 2014 onder 2.1 tot en met 2.32 heeft vastgesteld. Het vonnis van 26 maart 2014 is gepubliceerd onder ECLI:NL:RBGEL:2014:2215.

3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1

In deze zaak is, kort gezegd, in geschil of Rabobank jegens Oubaha toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld gedurende de periode februari 2010 tot het einde van de kredietrelatie, begin april 2013. Nadat de kredietrelatie met Oubaha was beëindigd heeft Oubaha Rabobank in rechte betrokken en een verklaring voor recht over voornoemd gesteld handelen van Rabobank gevorderd en voorts veroordeling van Rabobank van de schade, nader op te maken in een schadestaatprocedure, die Oubaha heeft geleden als gevolg van dit handelen, veroordeling van Rabobank tot betaling van € 191.000 in verband met de kwestie Plassania en van € 133.944 in verband met door Rabobank in rekening gebrachte boeterente, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft de vorderingen van Oubaha afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. In hoger beroep heeft Oubaha in totaal dertien grieven gericht tegen het tussenvonnis van 26 maart 2014 en het eindvonnis van 4 juni 2014. Het merendeel van de grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

Standpunt Oubaha

3.2

Oubaha stelt dat Rabobank vanaf de periode februari 2010 tot en met de opzegging van de kredietrelatie op 1 april 2013 toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Hiertoe heeft Oubaha - samengevat - het volgende gesteld.

3.2.1

De conclusie van de rechtbank dat Oubaha zich in "zwaar weer" bevond is onjuist. Uit de door Oubaha aan Rabobank overgelegde informatie volgt niet dat de financiële positie van Oubaha in 2009 zwaar negatief was. Oubaha verwijst hierbij naar de tabel die in de e-mail van 4 januari 2010 van Rabobank (productie 6 bij conclusie van antwoord) is opgenomen. De tabel bevat een analyse van de door Rabobank ontvangen cijfers en daaruit blijkt dat Oubaha in 2009 een positief resultaat zou boeken. In dit verband verwijst Oubaha naar zijn analyse van de op 4 maart 2010 aan Rabobank gepresenteerde cijfers (productie 9 bij conclusie van antwoord) en naar het financieel verslag over 2009 (productie 21 bij memorie van grieven) waaruit blijkt dat de Oubaha-groep in dat jaar een winst heeft behaald van € 158.353, hetgeen drie keer hoger is in vergelijking met 2008. Wel is juist dat de liquiditeitspositie zeer krap was, maar dat werd veroorzaakt door uit eigen middelen gefinancierde investeringen in nieuwe bedrijven en verbouwingswerkzaamheden.

3.2.2

In de brief van 24 november 2009 van Oubaha aan Rabobank (productie 4b bij conclusie van antwoord) heeft Oubaha verklaard waarom de prognose voor 2009 afwijkt van het budget 2009:
"Deze afwijking van ca 1 mio zit voor een groot deel in omzet food, dit heeft m.n. te maken met verbouwing c.q. uitbreiding (…) met extra terrassen en keuken; er werd in 2009 een extra omzet van ca 1 mio verwacht. Daar de verbouwing is uitgesteld naar begin 2010, zal de omzet vanaf periode 6, 2e helft van 2010 toenemen".

Uit de bijgevoegde berekeningen volgt dat de omzetdaling van 1 miljoen euro het resultaat negatief zou beïnvloeden, maar dat het resultaat volgens de prognose nog steeds positief zou zijn, namelijk € 1.694.330.

3.2.3

Het was voor Oubaha medio 2009 aanvankelijk nog niet duidelijk wanneer de verbouwingswerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Om die reden is in het door partijen ondertekende financieringsvoorstel van 19 juni 2009 (productie 3 inleidende dagvaarding) achter het kopje "Voorziene opnamedatum" de ingevulde datum 01-07-2009 met de hand doorgehaald en vervangen door de handgeschreven tekst "nog nader te bepalen". Op enig moment heeft Oubaha besloten om in januari 2010 met de sloopwerkzaamheden te starten omdat januari en februari slechte maanden in de horeca zijn. Het was Rabobank bekend dat de beoogde verbouwingen in de eerste vier maanden van 2010 zouden worden uitgevoerd (zie brief van 24 november 2009 van Oubaha, productie 4b bij conclusie van antwoord), dat die zaken gesloten zouden zijn en dus geen omzet zouden genereren.

3.2.4

De documentatie, genoemd onder de verstrekkingsvoorwaarden in de offerte van Rabobank van 19 juni 2009, was begin 2010 deels door Oubaha aan Rabobank toegezonden en deels nog niet beschikbaar. Zo waren de jaarcijfers over 2007 op 30 september 2009 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, waren offertes van de investeringen toegezonden voor zover deze vast stonden, waren kopieën van de beschikbare bouwvergunningen toegezonden en was het huurcontract inzake horecaonderneming Poort van Kleef aanwezig.

3.2.5

Wat betreft de kopieën van de te verstrekken leningen door derden, die ook een voorwaarde vormden voor de verstrekking van de financiering volgens het voorstel van 19 juni 2009, geldt volgens Oubaha het volgende. De aanvankelijk beoogde lening met de brouwer Inbev was omgezet in een jaarlijkse extra hectoliterkorting. Voor zover Rabobank niet akkoord was, heeft Oubaha in zijn brief van 10 maart 2010 (productie 11 bij inleidende dagvaarding) aangeboden om de met Inbev gemaakte kortingsafspraak - die overigens niet slechts betrekking had op het toekomstige volumetoename, maar op het huidige gehele volume van Inbev-bier dat in de Oubaha-groep werd geschonken - te annuleren, en alsnog om te zetten in een leningsovereenkomst. Oubaha vermeldt daarbij ook dat hij dan wel de jaarlijkse extra korting misloopt en vraagt zich af of dit wel verstandig is. Ten aanzien van de gevraagde leningsovereenkomsten met de verkoper van Lust/Kameleon en de verhuurder van Lust/Kameleon geldt dat dit de heer R.J. Verheij (hierna: Verheij) was. Verheij was bereid de leningen te verstrekken.

3.2.6

Op grond van de jegens Oubaha geldende zorgplicht had Rabobank hem moeten meedelen, al dan niet onder termijnstelling, dat hij nog niet aan de verstrekkingsvoorwaarden voldeed en dat Rabobank om die reden niet tot betaalbaarstelling van de overeengekomen financiering zou overgaan. Rabobank heeft dit niet gedaan en reeds in maart 2010 besloten om haar verplichtingen uit de financieringsovereenkomst niet na te komen. Eerst in de brief van 16 maart 2010 (productie 12 bij inleidende dagvaarding) stelt Rabobank zich op het standpunt dat Oubaha niet aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT