Uitspraak Nº 200.155.928/01. Gerechtshof Amsterdam, 2016-11-15

ECLIECLI:NL:GHAMS:2016:4632
Date15 Noviembre 2016
Docket Number200.155.928/01
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.155.928/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/532625 / HA ZA 12-1535

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 november 2016

inzake

de besloten vennootschap

AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ [X] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,

advocaat: mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen

1 de naamloze vennootschap BOEKEL DE NEREE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. de coöperatie HOUTHOFF BURUMA COÖPERATIEF U.A.

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten,

advocaat: mr. E.J.W.M. van Niekerk te Rotterdam,

3 de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

4. de besloten vennootschap SOMPO JAPAN NIPPONKOA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

5. de besloten vennootschap [Y] -ASSURADEUREN B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

6. de naamloze vennootschap AMLIN EUROPE N.V.,

gevestigd te Amstelveen,

7. de naamloze vennootschap ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

8. de naamloze vennootschap HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten,

advocaat: mr. T. Roos te Rotterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk [X] , de advocaten en de verzekeraars genoemd.

[X] is bij dagvaarding van 27 augustus 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2014 onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen de rechtsvoorgangster van [X] als eiseres en de advocaten en verzekeraars als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord in het principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel, met producties, van de zijde van de verzekeraars;

- memorie van antwoord in het principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel, met producties, van de zijde van de advocaten;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met een productie van de zijde van [X] .

Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 november 2015 doen bepleiten, [X] door mr. M.R. Lauxtermann advocaat te Amsterdam, en de advocaten door mr. P.R. van der Vorst, advocaat te Rotterdam en de verzekeraars door mr. T. Roos, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, (met dien verstande dat de gevorderde bedragen onder II en IV zijn verhoogd tot € 1.252.699,15), met beslissing over de proceskosten.

De verzekeraars hebben geconcludeerd in principaal appel tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het overwegingen en beslissingen betreft waartegen het incidenteel appel zich richt en voor zover nodig [X] alsnog niet ontvankelijk te verklaren althans haar vorderingen af te wijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [X] in de proceskosten (inclusief nakosten) te vermeerderen met rente.

De advocaten hebben geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principaal appel, en in incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [X] alsnog integraal zal afwijzen, met – zowel in principaal als in incidenteel appel, uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [X] in de proceskosten in beide instanties, alsmede tot terugbetaling van al hetgeen door de advocaten op grond van het bestreden vonnis is betaald;

Alle partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.13 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil (behoudens hetgeen onder 3.10 is vastgesteld, waarover hierna meer) en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1

[X] is eigenaar van een hydraulische patent-onderlosser, het binnenschip genaamd ‘VW VI’ (hierna en in de stukken ook: ‘de splijtbak’ of ‘de duwbak’ genoemd). [X] had, op alle relevante momenten, een cascoverzekering met aansprakelijkheidsdekking voor door de duwbak veroorzaakte schade bij (onder andere) de verzekeraars.

2.2

In het polisblad, behorende bij de verzekering, is voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

(…)

Soort verzekering : Binnenvaart casco

(…)

Verzekeringnemer : [Z] BV en/of gelieerde ondernemingen

(…)

Voorwaarden : Nederlandse Beurscascopolis voor Binnenvaart 1991, waarin artikel 5 wordt geacht te zijn doorgehaald, aftrek zoals bij eigen risico geregeld.

Voorts met aanhechting van de navolgende clausules/condities:

(…)

B. 17 Aanvullende clausule voor verzekering van Werkvaartuigen, waarin artikel 5 wordt geacht te zijn doorgehaald, aftrek zoals bij eigen risico geregeld.

(…)

In afwijking van hetgeen dienaangaande in de polis en clausules is vermeld, wordt overeengekomen dat het maximum bedrag, waarvoor assuradeuren aansprakelijk zijn onder artikel 7 van clausule B.17 (1996) Aanvullende clausule voor verzekering van Werkvaartuigen (…) alsmede onder clausule BM 50 Speciale clausule voor verzekering van Werkvaartuigen, waaraan gehecht de P. & I. – clausule, wordt vastgesteld op SDR 730.650,00 per vaartuig, of zoveel minder als bedoeld in artikel 951 F Wetboek van Koophandel (doch niet lager dan het op casco en machinerieën verzekerde bedrag van het desbetreffende vaartuig) verhoogd met het bedrag dat overeenkomstig artikel 2 van de clausule BM 50 en regels 55/57 van clausule B.17 en/of regels 35/43 van de P. & I. – clausule ten laste van assuradeuren komt. (…)”

2.3

Artikel 8 van de Nederlandse Beurscascopolis voor de Binnenvaart 1991 (hierna NLBC) luidt – voor zover van belang – als volgt:

“De verzekeraar betaalt bovendien de vergoeding, met inbegrip van rente en kosten, die de eigenaar en/of de rompbevrachter en/of de gebruiker te goeder trouw van het verzekerde schip in die hoedanigheid gehouden is krachtens rechterlijke uitspraak in hoogste ressort of ingevolge transactie met toestemming van de verzekeraar aangegaan aan de derden te geven op grond van een vordering wegens:

1e aanvaring als omschreven in 8:1001 BW;

2e botsing of aanraking van het verzekerde schip met andere roerende of onroerende zaken;

3e schadetoebrenging zonder botsing of aanraking, als gevolg van de wijze van varen of door het niet nakomen van enig wettelijk voorschrift, aan een ander schip of aan zich daarop bevindende zaken;

4e schadetoebrenging zonder botsing of aanraking, als gevolg van de wijze van varen of door het niet nakomen van enig wettelijk voorschrift, aan andere zaken dan schepen. (…)”

2.4

Artikel 16 NLBC luidt – voor zover van belang - als volgt

“Elke vordering op de verzekeraar vervalt, indien zij niet bij deze onder overlegging van behoorlijke bescheiden is ingediend, binnen twee jaar na het onheil op grond waarvan zij wordt beweerd, of in de Art. 7 sub a en c en onder Art. 8 bedoelde gevallen binnen twee jaar nadat de aansprakelijkheid van de verzekerde en het bedrag daarvan bindend zijn vastgesteld; (…)”

2.5

In de ‘aanvullende clausule voor verzekering van werkvaartuigen’, ook genaamd clausule ‘B.17’ is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

7. Artikel 8 der Polisvoorwaarden wordt geacht te luiden:

De verzekeraar betaalt bovendien de vergoeding, met inbegrip van renten en kosten, die de eigenaar en/of de rompbevrachter en/of de gebruiker te goeder trouw van het verzekerde schip in die hoedanigheid gehouden is krachtens rechterlijke uitspraak in het hoogste ressort of ingevolge transactie met toestemming van de verzekeraar aangegaan aan derden te geven op grond van vorderingen wegens:

(…)

3 ° schadetoebrenging zonder botsing of aanraking, als gevolg van de wijze van varen of door het niet nakomen van enig wettelijk voorschrift, aan een ander schip of aan zich daarop bevindende zaken;(…)

2.6

In de ‘speciale clausule voor verzekering van werkvaartuigen’, ook genoemd clausule ‘BM 50’, is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

1. Op Clausule B.17 zijn de volgende wijzigingen en/of aanvullingen van toepassing:

A. Artikel 9 wordt geacht te luiden:

In afwijking van de wet behoeft de Verzekerde ingeval van schade enig van buiten komend onheil niet aan te tonen. Assuradeuren behouden echter het recht te bewijzen, dat de schade is veroorzaakt door een niet verzekerd gevaar, met dien verstande, dat schuld, nalatigheid, verzuim, schelmerij van onverschillig welke personen ook (ook leiding gevend of toezicht houdend), al dan niet in dienst van Verzekerde, als een gevaar, waartegen verzekerd, zal worden beschouwd.

(…)

2 Als uitbreiding op de bij Clausule B.17 reeds gegeven dekking voor schade aan derden wordt het volgende overeengekomen:

De verzekeraar betaalt bovendien vier-vierden der sommen die overeenkomstig aangehechte P&I Clausule te zijnen laste komen. In de P&I Clausule worden op regels 10/11 de woorden “in so far as the same is not covered the Collision Clause here before mentioned” doorgehaald, terwijl als “Assured” zal worden beschouwd de Verzekerde en/of de eigenaar en/of de reder en/of de gebruiker te goeder trouw.

(…)

PROTECTION AND INDEMNITY CLAUSE

1. And...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT