Uitspraak Nº 200.160.690/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-04-28

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:1196
Docket Number200.160.690/01
Date28 Abril 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.160.690/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 2632154 DX EXPL 13-222

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 april 2020

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,

tegen:

DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Dexia genoemd.

Op 22 september 2015 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt verwezen naar het tussenarrest.

Vervolgens is arrest bepaald.

2 Beoordeling
2.1

Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.

2.2

[appellant] heeft met grief 5 een beroep gedaan op de stuitende werking van de collectieve procedure die de Stichting Eegalease en de Consumentenbond bij dagvaarding van 13 maart 2003 tegen Dexia aanhangig hebben gemaakt. Dit hof heeft daarover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. In het tussenarrest is beslist dat het antwoord van de Hoge Raad op die prejudiciële vragen wordt afgewacht.

2.3

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 (onder meer) geoordeeld dat de stuitende werking op de voet van art. 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring van op die collectieve actie aansluitende individuele vorderingen tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW. Een dergelijke buitengerechtelijke vernietigingsverklaring heeft bovendien te gelden als een nieuwe eis in de zin van art. 3:316 lid 2 BW. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden nadat het geding is beëindigd is verstreken, tijdig is uitgebracht. Het geding moet worden geacht te zijn geëindigd als bedoeld in art. 3:316 lid 2 BW met de beslissing van 25 januari 2007 op het verzoek tot verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, zodat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT