Uitspraak Nº 200.163.392/01. Gerechtshof Den Haag, 2015-11-10

ECLIECLI:NL:GHDHA:2015:3196
Docket Number200.163.392/01
Date10 Noviembre 2015
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.163.392/01

Zaak- /rolnummer rechtbank : C/10/463833/KG ZA 14-1099

arrest van 10 november 2015

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. H.A. Schipper te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 9 januari 2015 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding, gewezen door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 12 december 2014 tussen de vrouw als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de man als gedaagde in conventie en eiser in reconventie. Dit vonnis hierna te vermelden als: het bestreden vonnis.

Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.

Bij memorie van grieven heeft de vrouw grieven aangevoerd.

De advocaat van de man heeft ter rolzitting van 12 mei 2015 het tegen de man verleende verstek gezuiverd.

Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.

Partijen hebben hun procesdossiers aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.

2. De vrouw vordert dat het het hof behage, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het bestreden vonnis, het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, opnieuw rechtdoende de man alsnog te veroordelen tot betaling als in primo in conventie gevorderd, kosten rechtens.

3. De man concludeert dat het bestreden vonnis in stand kan blijven, het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met veroordeling van appellante in de kosten van deze procedure.

Het geschil

4. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. De vrouw is het niet eens met de afwijzing door de voorzieningenrechter van haar vorderingen ter zake betaling van het schoolgeld van de jongste, minderjarige dochter van partijen. De jongste dochter heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw en bezocht ten tijde van de kortgedingprocedure in eerste aanleg een internationale basisschool. In eerste aanleg heeft de vrouw...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT