Uitspraak Nº 200.163.596/01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2016-05-19

ECLIECLI:NL:GHSHE:2016:2013
Date19 Mayo 2016
Docket Number200.163.596/01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 19 mei 2016

Zaaknummer: 200.163.596/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/277402 / FA RK 14-1970

in de zaak in hoger beroep van:

[appellante] ,

wonende te [woonplaats]

appellante in principaal appel,

verweerster in incidenteel appel,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. H.H.C. van de Kerkhof,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal appel,

appellant in incidenteel appel,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen.

5 De beschikking d.d. 1 oktober 2015

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat het, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, een bijzondere curator zal benoemen om de belangen van [minderjarige 1] in deze te behartigen, waarbij aan de bijzondere curator is verzocht om rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen.

In afwachting van vorenbedoeld rapport heeft het hof iedere verdere beslissing – ook ten aanzien van de alimentatie – pro forma aangehouden.

6 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
6.1.

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:

- het rapport van de bijzondere curator met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 12 januari 2016;

- het faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 19 januari 2016;

- de brief van de advocaat van de man d.d. 22 januari 2016, met als bijlage de reactie van de man op het rapport van de bijzondere curator.

6.2.

Er heeft geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het hof zal de zaak op de stukken afdoen.

7 De verdere beoordeling

Zorgregeling

7.1.

Uit voornoemd rapport blijkt dat de bijzondere curator het hof adviseert om de contactregeling tussen [minderjarige 1] en de man te bepalen op de vigerende praktijk, te weten dat [minderjarige 1] twee maal twee uur per week naar de man gaat. De bedoeling is dat op vrijwillige basis, uitgaande van de behoeften en mogelijkheden van [minderjarige 1] , de contactregeling met de man wordt uitgebreid. De schoolvakanties kunnen evenredig en in onderling overleg tussen partijen worden geregeld. Ook bij de verdeling van de schoolvakanties geldt het uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de wensen en de mogelijkheden van [minderjarige 1] .

7.2.

De vrouw heeft bij voornoemd faxbericht d.d. 19 januari 2016 het hof bericht dat zij zich volledig kan vinden in het advies zoals geformuleerd door de bijzondere curator in haar rapport en zij heeft het hof verzocht dienovereenkomstig te beslissen.

7.3.

De man heeft in de in rechtsoverweging 6.1. bedoelde brief onder meer aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het advies van de bijzondere curator, aangezien hij van mening is dat [minderjarige 1] als 14-jarige voldoende in staat is om zijn belangen op langere termijn in te schatten. De man handhaaft dan ook zijn verzoek, doch refereert zich aan het oordeel van het hof met betrekking tot het opleggen van de contactregeling.

7.4.

Het hof is van oordeel dat de thans geldende contactregeling op dit moment het meest recht doet aan de belangen van [minderjarige 1] . Daartoe is van belang dat de bijzondere curator heeft geconstateerd dat voor een vrijwillige uitbreiding van de contactregeling voldoende basis is en dat dit de voorkeur verdient, omdat bij een intrinsieke motivatie de kans op herstel van de vader-zoon-relatie groter is, welk herstel nodig is om [minderjarige 1] het (volle) vertrouwen in de man (als vader) terug te laten vinden.

Nu het contact tussen [minderjarige 1] en de man zich volgens de bijzondere curator het beste kan ontwikkelen als [minderjarige 1] de ruimte wordt geboden vanuit zichzelf en op vrijwillige basis het contact met de man uit te breiden, is het hof is het hof van oordeel dat een contactregeling zoals de man heeft verzocht thans voor [minderjarige 1] te belastend is, zodat dit verzoek van de man zal worden afgewezen.

Kinderalimentatie

Wijziging van omstandigheden

7.5.

De vrouw heeft een grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat hetgeen door de vrouw is aangevoerd niet als een relevante wijziging van omstandigheden kan worden beschouwd die rechtvaardigt dat de behoefte (en daarmee samenhangend de alimentatie) voor [minderjarige 2] , opnieuw moet worden beoordeeld.

De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw – strekkende tot wijziging van de alimentatiebijdrage voor [minderjarige 2] – ten onrechte afgewezen en de rechtbank is ten onrechte enkel in de beoordeling getreden van het wijzigingsverzoek voor zover dit betrekking heeft op de alimentatiebijdrage voor [minderjarige 1] , aldus de vrouw.

Door te overwegen dat de wijziging van omstandigheden alleen betrekking heeft op [minderjarige 1] en niet op [minderjarige 2] , heeft de rechtbank naar de mening van de vrouw niet alleen een onbegrijpelijk, maar ook een rechtens volstrekt ongegronde beslissing genomen en zij voert

– verkort weergegeven – aan dat, nu sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, de behoefte van beide kinderen, alsook de wijze waarop ieder van partijen in die behoefte dient bij te dragen, opnieuw vastgesteld dient te worden.

7.6.

De man verweert zich tegen het door de vrouw gestelde en is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat uitsluitend sprake is van een wijziging van omstandigheden ten aanzien van de positie van [minderjarige 1] , zodat ten aanzien van [minderjarige 2] geen aanpassingen in de afspraken noodzakelijk zijn.

7.7.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

7.8.

Het hof is van oordeel dat het tussen partijen vaststaande feit dat de co-ouderschapsregeling ten aanzien van [minderjarige 1] thans niet meer wordt uitgevoerd en [minderjarige 1] feitelijk slechts enkele uren per week bij de man verblijft, als een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient te worden aangemerkt, die een hernieuwde beoordeling van de behoefte van [minderjarige 1] en de draagkracht van partijen rechtvaardigt.

Het hof stelt vast dat er ten aanzien van [minderjarige 2] geen sprake is van een wijziging in de zorgregeling.

7.9.

Voor zover de vrouw van mening is dat haar lagere inkomsten nu zij vanwege de intensievere zorg voor [minderjarige 1] minder uren is gaan werken, een rechtens relevante wijziging in vorenbedoelde zin opleveren ten gevolge de behoefte van de kinderen en het aandeel van partijen daarin opnieuw beoordeeld dienen te worden, overweegt het hof als volgt.

Aan de vrouw kan worden toegegeven dat haar inkomen is gewijzigd als gevolg van het feit dat zij minder uren is gaan werken. Naar het oordeel van het hof kan deze omstandigheid evenwel niet leiden tot een verlaging van haar draagkracht.

Daartoe acht het hof van belang dat het inkomensverlies van de vrouw vrijwillig is en niet noodzakelijkerwijs voortvloeide uit het feit dat [minderjarige 1] volledig bij haar is komen wonen. [minderjarige 1] zit immers op de middelbare school en is op een dusdanige leeftijd dat van hem, gedurende de afwezigheid van de vrouw, een zekere zelfredzaamheid mag worden verwacht. De zorg voor een kind van die leeftijd noodzaakte de vrouw dan ook niet om minder te werken, zodat de vermindering van haar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT