Uitspraak Nº 200.165.908/01. Gerechtshof Amsterdam, 2015-09-01

ECLIECLI:NL:GHAMS:2015:3593
Docket Number200.165.908/01
Date01 Septiembre 2015
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 1 september 2015

Zaaknummer: 200.165.908/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/13/559797 / FA RK 14-1246

in de zaak in hoger beroep van:

[de man] ,

wonende te [a] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. R.K. Uppal te Amsterdam,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [b] , Argentinië,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. S. Scheimann te Rotterdam.

1 Het geding in hoger beroep
1.1.

Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.

1.2.

De man is op 4 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 4 december 2014 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/559797 / FA RK 14-1246.

1.3.

De man heeft op 19 maart 2015 nadere stukken ingediend.

1.4.

De vrouw heeft op 4 mei 2015 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

De man heeft op 2 juni 2015, 20 juli 2015 en 21 juli 2015 nadere stukken ingediend.

1.6.

De man heeft op 17 juni 2015 een verweerschrift in het hoger beroep van de vrouw ingediend.

1.7.

De vrouw heeft op 13 juli 2015 en 21 juli 2015 nadere stukken ingediend.

1.8.

De zaak is op 23 juli 2015 ter terechtzitting behandeld.

1.9.

Ter terechtzitting zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- mr. Scheimann namens de vrouw;

- mevrouw C. Geldof, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).

1.10.

De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2 De feiten
2.1.

Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan [in] 2005. Het geregistreerd partnerschap is op 31 mei 2007 ontbonden door inschrijving van de ontbindingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2007 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het geregistreerd partnerschap van partijen is [naam minderjarige] ( [de minderjarige] ) geboren [in] 2006. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .

De man heeft de Argentijnse nationaliteit. De vrouw en [de minderjarige] hebben de Nederlandse en Argentijnse nationaliteit.

Partijen zijn in januari 2006 uiteengaan. Na haar vertrek heeft de vrouw negen maanden in een blijf-van-mijn-lijfhuis verbleven.

2.2.

Bij vonnis in kort geding van 5 juli 2007 heeft de voorzieningenrechter de vrouw - onder meer - veroordeeld haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming en uitvoering van een zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] .

Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2008 is een zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] vastgesteld, welke regeling door dit hof bij beschikking van 31 maart 2009 is aangepast.

Bij vonnis in kort geding van 25 september 2008 heeft de voorzieningenrechter een nadere zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] vastgesteld.

Eind oktober/begin november 2008 heeft de vrouw de zorgregeling stopgezet.

Bij vonnis in kort geding van 4 december 2008 heeft de voorzieningenrechter - onder meer - bepaald dat de vrouw de beschikking van 11 juni 2008 dient na te leven.

2.3.

Eind 2008 is de vrouw, zonder toestemming van de man, met [de minderjarige] naar Argentinië vertrokken.

2.4.

Bij beschikking van dit hof van 31 maart 2009 is bepaald dat [de minderjarige] per twee weken de ene week van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft en de andere week op vrijdag van 9.00 uur tot 17.00 uur, alsmede de helft van de officiële vakanties en officiële feestdagen.

2.5.

Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2010 is aan de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen. Die erkenning heeft op 11 maart 2011 plaatsgevonden.

2.6.

In Argentinië hebben partijen geprocedeerd over de vraag of [de minderjarige] naar Nederland dient te worden teruggeleid. Het Hooggerechtshof van Argentinië heeft op 11 juni 2013 geoordeeld dat sprake is van een ongeoorloofde overbrenging van [de minderjarige] naar Argentinië en bepaald dat [de minderjarige] naar Nederland dient te worden teruggeleid.

Partijen hebben in onderling overleg afgesproken dat [de minderjarige] zijn schooljaar in Argentinië kon afmaken, waarna de vrouw op 26 januari 2014 met [de minderjarige] is teruggekeerd naar Nederland.

Gedurende het verblijf van [de minderjarige] in Argentinië heeft geen contact tussen hem en de man plaatsgevonden.

2.7.

Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van 31 maart 2014 is de vrouw - onder meer - veroordeeld tot nakoming van de bij beschikking van dit hof van 31 maart 2009 vastgestelde zorgregeling, waarbij is bepaald dat de omgang zal worden opgebouwd en gedurende enige tijd onder begeleiding zal plaatsvinden.

2.8.

De Raad heeft op verzoek van de rechtbank onderzoek verricht en op 27 juni 2014 rapport uitgebracht. Dat rapport is ingetrokken na een gegrond bevonden klacht van de man, waarna een nieuw onderzoek heeft plaatsgevonden en op 23 oktober 2014 rapport is uitgebracht. Daarin heeft de Raad - kort gezegd - geconcludeerd dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om diens hoofdverblijfplaats te wijzigen noch om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar Argentinië te verhuizen.

2.9.

De vrouw is, kort nadat haar bij de bestreden beschikking vervangende toestemming tot verhuizing met [de minderjarige] was verleend, met [de minderjarige] naar Argentinië vertrokken en vormt met hem aldaar een eenoudergezin.

2.10.

De man leeft samen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT