Uitspraak Nº 200.165.610. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2016-09-06
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2016:7517 |
Date | 06 Septiembre 2016 |
Docket Number | 200.165.610 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.165.610
(zaaknummer rechtbank Gelderland 2178823)
arrest van 6 september 2016
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [plaatsnaam] (Gld.),
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.G.T. Stapelbroek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVB Vastgoed B.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: AVB,
advocaat: mr. D.J. Sauer.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 12 februari 2014 en 27 augustus 2014 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) heeft gewezen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ de dagvaarding in hoger beroep d.d. 20 november 2014,
■ de memorie van grieven, met producties,
■ de memorie van antwoord,
■ de schriftelijke pleidooien van beide partijen.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het vonnis van 27 augustus 2014.
AVB heeft met ingang van 1 augustus 2011 aan [appellante] verhuurd de woning aan de [de woning] te [plaatsnaam] (hierna: de woning). De huurovereenkomst is aangegaan voor een jaar en is vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd. Op 11 oktober 2012 is in de woning een hennepkwekerij aangetroffen. De politie is ingeschakeld. De woning is op 23 november 2012 ontruimd. Zij is daarna opgeknapt en bewoonbaar gemaakt. Per 1 april 2013 is de woning weer verhuurd.
AVB heeft in dit geding gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 40.000,00 wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij, van een boete van € 1.935,00 wegens onderverhuur zonder haar toestemming, van schadevergoeding van € 7.660,53 wegens beschadiging van de woning, van € 1.644,24 wegens huurderving en van € 420,00 wegens personeelskosten en van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.290,25, een en ander te vermeerderen met rente en proceskosten. De kantonrechter heeft in haar vonnis van 27 augustus 2014 de vorderingen toegewezen, onder verrekening van een waarborgsom van € 560,76 en met verlaging van de buitengerechtelijke incassokosten tot € 1.445,16. [appellante] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van drie grieven. AVB heeft verweer gevoerd.
In grief 1 herhaalt [appellante] haar ook in eerste aanleg gedane beroep op matiging op de voet van artikel 6:94 lid 1 BW van de contractuele boete van € 40.000,00, die zij op grond van artikel 10.5 van de huurovereenkomst verschuldigd is wegens de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning. De kantonrechter heeft dit beroep afgewezen in rechtsoverweging 5.9 van het bestreden vonnis. In de memorie van grieven heeft [appellante] een aantal omstandigheden opgesomd die zij relevant acht voor haar beroep op matiging. Zij stelt dat zij de woning vanaf 1 september 2012 heeft onderverhuurd aan de heer [persoon 1] , dat deze vermoedelijk de hennepkwekerij heeft aangelegd buiten haar medeweten en betrokkenheid, dat zij geen profijt heeft gehad van de opbrengsten, dat de hennepkwekerij maar kort in bedrijf is geweest, namelijk tot 11 oktober 2012 en dat er niet is geoogst. Verder acht zij relevant dat naast de boete voor de hennepkwekerij ook een boete voor onderverhuur wordt gevorderd en integrale schadevergoeding, dat [persoon 1] onvindbaar is, zodat de schade niet op hem kan worden verhaald en dat haar netto maandinkomen van € 1.141,25 ontoereikend is om de boete te betalen, nu zij van dit inkomen haarzelf en haar twee minderjarige kinderen...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT