Uitspraak Nº 200.169.595/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-06-28

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:1751
Docket Number200.169.595/01
Date28 Junio 2016
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.169.595/01

Zaaknummer rechtbank : 2787493 RL EXPL 14-4914

arrest van 28 juni 2016

inzake

Stichting Notarieel Pensioenfonds,

gevestigd te Den Haag,

appellante,

hierna te noemen: SNPF,

advocaat: mr. J.W. de Bruin te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde] ,

niet verschenen.

Het verloop van het geding

1. Bij exploot van 27 januari 2015 is SNPF in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Den Haag, team kanton Den Haag, tussen partijen gewezen vonnis van 29 oktober 2014. Het dagvaardingsexploot is betekend met inachtneming van de Verordening 1393/2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (Betekeningsverordening). Gelet op artikel 9 lid 2 Betekeningsverordening jo. artikel 56 lid 4 jo. lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt als datum van betekening voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld – voor zover hier van belang – de datum van verzending door de deurwaarder aan de ontvangende instantie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Betekeningsverordening. Nu uit de bij de dagvaarding gevoegde stukken blijkt dat de bedoelde datum van verzending 27 januari 2015 is, is het hoger beroep derhalve tijdig ingesteld.

2. [geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. Uit het bij het exploot van de appeldagvaarding overgelegde certificaat als bedoeld in artikel 10 Betekeningsverordening, blijkt dat betekening heeft plaatsgevonden door afgifte van een kopie met vertaling van het appelexploot op het adres [adres] aan een in het certificaat met volledige namen genoemde persoon. Tegen [geïntimeerde] is dan ook terecht verstek verleend.

3. Bij memorie van grieven met producties heeft SNPF vijf grieven tegen dat vonnis aangevoerd en toegelicht.

Feiten

In hoger beroep staan, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (langer) of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken, dan wel op grond van de – in zoverre niet bestreden – inhoud van de overgelegde producties, de volgende feiten vast.

2.1

[geïntimeerde] stond met ingang van 1 september 1998 bij de Kamer van Toezicht geregistreerd als kandidaat-notaris. [geïntimeerde] verrichtte zijn werkzaamheden als kandidaat-notaris via zijn eenmanszaak voor het notariskantoor [naam 1] Notarissen. Per 1 januari 2003 is [geïntimeerde] gaan werken voor het notariskantoor [naam 2] .

2.2

Bij brief van 15 mei 2000 heeft [geïntimeerde] aan SNPF geschreven:

Hierbij leg ik u het volgende voor.

Sedert 1 augustus 1995 drijf ik een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, Juridisch en Fiscaal adviesbureau “ [J] ”. Eén van mijn opdrachtgevers is [naam 1] Notarissen te [plaats 1] . Voor mijn werkzaamheden zend ik hen maandelijks een factuur, gebaseerd op het aantal gewerkte uren.

Bij de Kamer van Toezicht sta ik aangemeld als kandidaat-notaris. Tevens ben ik sedert 1 oktober 1999 lid van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). (…)

De vraag die zich thans opwerpt is of ik verplicht aangemeld zou moeten zijn bij het Notarieel Pensioenfonds. Indien dit naar uw mening het geval is, verneem ik graag van u op welke wijze de grondslag voor de berekening van de pensioenpremie bepaald moet worden.

2.3

Bij brief van 6 juni 2000 heeft [K] , destijds directeur van SNPF, aan [geïntimeerde] geschreven:

In antwoord op uw brief van 15 mei jl. bericht ik u het volgende.

De (verplichte) deelneming in het Notarieel Pensioenfonds is geregeld in de Wet van 16 september 1954. Artikel 1 geeft de volgende definitie van kandidaat-notarissen die deelnemer in het fonds zijn: “de kandidaat-notarissen, die met de waarneming van een notariskantoor zijn belast, dan wel werkzaam zijn op een notariskantoor of bij een door Onze Minister van Justitie, gehoord het bestuur van het fonds, op haar verzoek aangewezen instelling, die behartiging van notariële belangen beoogt.” Gezien deze begripsbepaling lijkt het mij niet dat u en uw echtgenote deelnemer in het fonds kunnen zijn.

2.4

Op 23 maart 2007 is [geïntimeerde] door de rechtbank Rotterdam beëdigd als notaris.

2.5

Bij brief van 18 april 2007 heeft SNPF [geïntimeerde] onder meer geschreven:

Van de beroepsorganisatie ontvingen wij de melding dat u als kandidaat-notaris sinds 1998 in de praktijk werkzaam bent. Uit dien hoofde bent u vanaf de dag van aanvang van uw werkzaamheden verplicht deelnemer in de notariële pensioenregeling.

(…)

Voorts treft u een “Aanmeldingsformulier voor kandidaat-notarissen” aan met het verzoek dit volledig in te vullen en eveneens binnen 2 weken naar de administratie van het fonds te zenden in bijgevoegde retourenvelop.

(…)

2.6

[geïntimeerde] heeft op 22 april 2007 het aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend geretourneerd.

2.7

De toenmalig directeur van SNPF, de heer [M] , heeft bij brief van 27 april 2007, gericht aan Notariskantoor [naam 2] , geschreven:

Geachte heer, mevrouw,

Kortgeleden heeft het Notarieel Pensioenfonds via de KNB bericht ontvangen dat mr. [geïntimeerde] bij Koninklijk Besluit van 5 maart jl. is benoemd tot notaris met als standplaats [plaats 2] ten behoeve van het kantoor [naam 2] . Tot dat moment was bij het fonds niet bekend dat de heer [geïntimeerde] sedert januari 2003 als kandidaat-notaris op uw kantoor werkzaam was.

Met verwijzing naar artikel 2 van het pensioenreglement deel ik u mede dat pensioenpremie verschuldigd is vanaf 14 januari 2003. Het deelnemerschap vangt namelijk aan op de dag waarop men de hoedanigheid van notaris of kandidaat-notaris verwerft of opnieuw verwerft.

(…)

Bij de brief was een factuur met nummer 200701676 gevoegd voor de pensioenpremies van januari 2003 tot juli 2007, vermeerderd met rente.

2.8

Eveneens op 27 april 2007 heeft SNPF het notariskantoor [naam 1] Notarissen aangeschreven en bericht dat pensioenpremie verschuldigd was, met daarbij gevoegd een factuur voor achterstallige premies over de jaren 1998-2003.

2.9

Bij brief van 17 mei 2007 heeft [geïntimeerde] aan SNPF geschreven:

Met verbazing heb ik kennis genomen van uw naheffing 200701676.

In mei 2000 heb ik het Pensioenfonds een brief gestuurd waarin ik exact de situatie heb uitgelegd op basis waarvan ik als kandidaat-notaris werkzaam was bij destijds [naam 1] Notarissen te [plaats 1] en later bij [naam 2] Notarissen te [plaats 3] . Ik was namelijk niet in loondienst, doch voerde de werkzaamheden uit op factuurbasis vanuit mijn eigen onderneming. Tot het moment van mijn benoeming is deze situatie hetzelfde gebleven.

Naar aanleiding van deze brief heb ik als antwoord een brief van het Pensioenfonds retour ontvangen waarin mij werd mede gedeeld dat ik niet in aanmerking kwam voor deelname in het fonds. Een kopie van deze brief sluit ik voor u bij.

Om thans zonder nader overleg een factuur naar mijn kantoor te sturen ter grootte van € 22.497 acht ik dan ook een merkwaardige gang van zaken. Ik verzoek u mij een correctie van uw naheffingsnota te zenden.

Vanzelfsprekend ben ik vanaf 23 maart wel verplicht verzekerd. De hiervoor benodigde formulieren heb ik reeds ingediend en heb hiervan een bevestiging ontvangen.

2.10

Bij brief van 25 mei 2007 heeft de directeur van SNPF aan [geïntimeerde] geschreven:

Naar aanleiding van uw brief van 17 mei jl. bericht ik u het volgende.

Van de door u gevoerde briefwisseling met de heer [K] , voormalig directeur van het Notarieel Pensioenfonds, was mij niets bekend. Zijn besluit om u op grond van artikel 1 van de door hem genoemde Wet van 16 september 1954 niet als deelnemer in de pensioenregeling op te nemen zal ik niet herroepen.

De reeds in rekening gebrachte pensioenpremie zal door middel van een restitutienota worden gecorrigeerd. Op korte termijn zult u een nota ontvangen voor de verschuldigde premie vanaf 23 maart 2007.”

2.11

Per 8 maart 2013 heeft [geïntimeerde] van SNPF een arbeidsongeschiktheidspensioen toegekend gekregen op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid van € 22.549,01 per jaar.

2.12

Het Pensioenreglement 1997 van SNPF, dat gold van 1 januari 1997 tot 1 januari 2007 (hierna: het pensioenreglement 1997), bevat onder meer de volgende bepalingen:

“Artikel 2 – Aanvang en einde van het deelnemerschap

1. Het deelnemerschap vangt aan met ingang van de dag waarop men de hoedanigheid van notaris of kandidaat-notaris verwerft of opnieuw verwerft.

2. Voor iedere deelnemer eindigt het deelnemerschap met ingang van de dag na...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT