Uitspraak Nº 200.170.346_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-01-10

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:30
Date10 Enero 2017
Docket Number200.170.346_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.170.346/01

arrest van 10 januari 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. H.M.M. van den Elzen te 's-Hertogenbosch,

tegen

[geïntimeerde] Groothandel BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. E.V.C. Savelkoul te Heerlen,

op het bij exploot van dagvaarding van 6 mei 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 25 februari 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3264794 CV EXPL 14-8214)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven met producties en eiswijziging;

  • -

    de memorie van antwoord;

  • -

    de akte van [appellant] met producties;

  • -

    de antwoordakte van [geïntimeerde] met producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling
3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de door de kantonrechter vastgestelde feiten die in hoger beroep niet zijn bestreden. Het gaat om de volgende feiten.

3.1.1.

[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1976, is van 17 augustus 1998 tot en met
30 juni 2008 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest bij Amusement Activities Nederland B.V. (hierna: AA), in de functie van onderhoudsmonteur / medewerker technische dienst. In verband met de overgang van AA naar [geïntimeerde] is [appellant] met ingang van 1 juli 2008 in dienst bij [geïntimeerde] . De arbeidsovereenkomst is per 1 maart 2014 geëindigd.

3.1.2.

In de arbeidsovereenkomst is een zogenoemd incorporatiebeding opgenomen waarin staat (artikel 5):

“Op deze arbeidsovereenkomst is geen CAO van toepassing, maar wel het “ [geïntimeerde] Arbeidsreglement”. De werknemer verklaart door ondertekening van deze overeenkomst een exemplaar van dit arbeidsreglement te hebben ontvangen en bekend te zijn met de inhoud van deze voorwaarden. De bepalingen van deze overeenkomst prevaleren boven de bepalingen van het [geïntimeerde] Arbeidsreglement, die integraal onderdeel uitmaken van deze overeenkomst.”

3.1.3.

In het [geïntimeerde] Arbeidsreglement (hierna: JHAR) zijn - voor zover

relevant - de navolgende bepalingen opgenomen:

“Artikel 1.1 Definities

In het JHAR [hof: andere afkorting dan in de tekst wordt vermeld ter onderscheiding van het tijdschrift JAR] wordt verstaan onder:

(…)

4 Salaris: het tussen werkgever en medewerker overeengekomen brutosalaris (conform geldende salaristabel) per periode, exclusief separate vergoedingen, toeslagen of vakantietoeslag.

(…)

6 Arbeidsduur: de tussen werkgever en medewerker overeengekomen tijd waarin arbeid wordt verricht (maximaal 45 uur per week en gemiddeld over een periode van 3 maanden maximaal 40 uur per week op basis van de Arbeidstijdenwet) (…).

(…)

Artikel 1.2 Werkingssfeer en wijzigingen

(…)

3 Het JHAR werkt rechtstreeks door in de individuele arbeidsovereenkomst tussen medewerker en werkgever.

4 De werkgever kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat de bepalingen, als genoemd in het JHAR, met inachtneming van de wettelijke bepalingen wijzigen. (…)

5 Wijzigingen in het JHAR werken rechtstreeks door in de individuele arbeidsovereenkomst tussen medewerker en werkgever, nadat werkgever de medewerker schriftelijk in kennis heeft gesteld van de wijzigingen.

(…)

Artikel 3.7 Arbeidstijden

  1. De arbeidsduur en de gebruikelijke werktijden worden door werkgever en medewerker bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst vastgesteld met inachtneming van de geldende wettelijke bepalingen in de Arbeidstijdenwet (…).

  2. De werkzaamheden moeten worden verricht tijdens de voor de vestiging gebruikelijke werktijden tot maximaal 45 uur per week en gemiddeld over een periode van 3 maanden ten hoogste 40 uur per week conform de Arbeidstijdenwet. Incidenteel kan, indien tijdelijke bedrijfsomstandigheden dit vereisen, gemiddeld 45 uur per week worden gewerkt per 13 weken. Een gemiddelde werkweek van 45 uur over een periode van 13 weken kan slechts maximaal 13 weken aaneensluitend plaatsvinden.

  3. De werkzaamheden worden verricht gedurende 7 dagen per week van 00.00 uur tot 24.00 uur.

  4. De werkgever stelt een dienstrooster op en maakt dit, uiterlijk één week voor aanvang van de werkzaamheden, aan de medewerker bekend. Wijzigingen in het dienstrooster vinden alleen in onderlinge overeenstemming tussen de werkgever en medewerker plaats.

  5. Reistijd voor aanvang van de dienst en na einde van de dienst van en naar de vaste standplaats(en) wordt niet aangemerkt als arbeidstijd.

  6. Medewerkers [geïntimeerde] Group hebben na 7 aaneengesloten werkdagen recht op één direct aansluitende roostervrije dag.

Artikel 3.8 Overwerk

  1. Overwerk moet zoveel mogelijk worden voorkomen, doch wanneer het bedrijfsbelang dit vordert, kan de werkgever de medewerker verplichten overwerk te verrichten tot een maximum van 8 uur per week. Voorts mag in enig kwartaal niet langer dan 65 uur overwerk worden gevorderd. (…)

  2. Arbeidsuren, die de grens van de bij de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidsduur overschrijden en als zodanig zijn opgedragen, zijn overwerkuren voorzover zij de gemiddelde werktijd van 40 uur per week overschrijden.

  3. Als overwerk wordt niet beschouwd:

Werkzaamheden verricht na de normale werkuren, voorzover dit incidenteel nodig is voor het afmaken van de gewone dagtaak aansluitend op de dienst en een duur van circa een half uur niet te boven gaat.

Werkzaamheden verricht na of buiten de normale werkuren, zonder toestemming van de werkgever, tenzij de situatie ingrijpen noodzakelijk maakt.

4. Elk overuur geeft recht op 1,5 uur vrije tijd met behoud van salaris. Overuren worden uitbetaald tegen 150% van het bruto uurloon. Voor overuren tussen 24.00 uur en 06.00 uur en op zaterdag en zondag ontvangen medewerkers een vergoeding van 200% of 2 uur vrije tijd met behoud van salaris. Dit geldt niet voor geruilde diensten. Voor Fair Play geldt dit alleen als medewerkers verplicht worden om buiten het normale rooster op deze dagen te werken.

5. Extra gewerkte uren, zijnde geen overuren, kunnen in tijd voor tijd worden gecompenseerd.

6. Uitgesloten voor vergoeding van overwerk zijn medewerkers vanaf salarisschaal G met een leidinggevende functie. Voor medewerkers met een parttime arbeidsovereenkomst zijn de uren tot boven de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen uren “extra uren” tot aan 173,33 uur per maand. Alle uren daarboven worden beschouwd als overuren.

(…)

Artikel 3.23 Servicedienstvergoeding

Deze regeling geldt specifiek voor servicedienstmedewerkers.

Voor het verrichten van een weekenddienst:

 -

€ 231,43 bruto per weekend (indien ingeroosterd ook doorbetaling bij ziekte);

 -

onkosten, zoals parkeergeld, kunnen gedeclareerd worden.

(…)”

3.1.4.

Bij de overgang van AA naar [geïntimeerde] is een side-letter opgesteld, waarin partijen voor zover relevant zijn overeengekomen dat [appellant] :

“(…)

  1. een persoonlijke toeslag ontvangt van € 196,00 bruto per maand, deze wordt jaarlijks geïndexeerd.

  2. maandelijks een bruto weekendtoeslag ontvangt, conform [geïntimeerde] Arbeidsreglement artikel 3.23 ‘Servicedienstvergoeding’.

  3. genoemde bedragen zullen alle worden meegenomen in de berekening pensioen.

  4. over genoemde bedragen ook vakantietoeslag ontvangt.”

3.2.

[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, het volgende gevorderd:

  1. een bedrag van € 26.008,13 bruto aan niet betaalde overuren over de jaren 2008 tot en met 2014,

  2. een bedrag van € 4.709,35 bruto aan opgebouwde niet genoten verlofuren,

  3. een bedrag van € 4.529,93 bruto ter zake werkgeversdeel pensioenpremie,

  4. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente,

  5. de proceskosten.

[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.

Bij het bestreden vonnis zijn alle vorderingen van [appellant] afgewezen en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT