Uitspraak Nº 200.172.128/01 en 200.172.129/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-02-10

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:766
Date10 Febrero 2016
Docket Number200.172.128/01 en 200.172.129/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 10 februari 2016

Zaaknummer : 200.172.128/01 en 200.172.129/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-9418 en FA RK 14-7962

Zaaknummer rechtbank : C/09/455467 en C/09/475125

[De vrouw],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie te Zoetermeer,

tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. P.R. Slingenberg-Beishuizen te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 25 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 25 maart 2015 van de rechtbank Den Haag.

De man heeft op 29 september 2015 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 5 augustus 2015 een V-formulier van 3 augustus 2015 met bijlagen;

- op 18 augustus 2015 twee V-formulieren van 17 augustus 2015 met bijlagen;

- op 24 november 2015 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;

- op 26 november 2015 per faxbericht een V-formulier van diezelfde datum;

- op 1 december 2015 per faxbericht een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

van de zijde van de man:

- op 23 november 2015 een V-formulier van diezelfde

  • -

    op 26 november 2015 per faxbericht een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

  • -

    op 2 december 2015 per faxbericht een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.

De minderjarige [naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] ([land]) [in] 1997, heeft bij brief van 27 september 2015, ingekomen bij het hof op 5 oktober 2015, zijn mening over de kinderalimentatie kenbaar gemaakt.

De zaak is op 4 december 2015 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Zoals ter terechtzitting reeds is medegedeeld houdt het hof geen rekening met de stukken van de zijde van de vrouw die op respectievelijk 24 november 2015 en 1 december 2015 zijn ingediend. Een aantal van die stukken zijn ter zitting teruggegeven aan de advocaat van de vrouw en de stukken die niet zijn teruggeven laat het hof buiten beschouwing.

Bij het weigeren van die stukken heeft het hof rekening gehouden met het belang van beide partijen – de advocaat van de man heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging - , het feit dat de stukken te laat zijn ingekomen, het feit dat er geen toelichting is gegeven bij die stukken en dat het, gezien de omvang, in strijd is met een goede procesorde in een zo’n laat stadium zonder toelichting een omvangrijk pakket aan stukken te overleggen.

Aangezien de pleitnota van de advocaat van de vrouw qua omvang niet voldeed aan de vereisten conform het procesreglement heeft het hof ook die – na gemaakt bezwaar van de advocaat van de man - ter zitting geweigerd en aan de advocaat van de vrouw teruggegeven.

De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Voorts heeft de advocaat van de man ter zitting twee pagina’s overgelegd over de mailwisseling tussen haar en de voormalige advocaat van de vrouw omtrent het convenant en het ouderschapsplan op 31 december 2013.

De hierna te noemen minderjarige [naam minderjarige] heeft schriftelijk zijn mening kenbaar gemaakt.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen, met elkaar gehuwd [in] 1994 te [plaats], uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het aan de beschikking gehechte echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan van 31 december 2013 en de aanpassing op het ouderschapsplan van 27 februari 2014, opgenomen.

Tevens is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2014 gedurende een gelimiteerde periode van zeven jaar en derhalve tot 1 januari 2021 zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 4.500,- bruto per maand, met dien verstande dat in jaar zeven, derhalve van 1 januari 2020 tot 1 januari 2021, de alimentatie wordt verlaagd tot een bedrag van € 2.500,- bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen uiterlijk voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT