Uitspraak Nº 200.173.943. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2018-04-03

ECLIECLI:NL:GHARL:2018:3113
Date03 Abril 2018
Docket Number200.173.943
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.173.943

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 368181)

arrest van 3 april 2018

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [plaatsnaam] ,

appellant in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. K. Roderburg,

tegen:

de naamloze vennootschap

ASR Schadeverzekeringen N.V.,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: ASR,

advocaat: mr. W.A.M. Rupert.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 mei 2017 hier over. In dit arrest is een meervoudige comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 22 november 2017 en waarvan proces-verbaal is opgemaakt. In dit proces-verbaal is vermeld dat voorafgaand aan de comparitie door de advocaat van [appellant] bij brieven van 9 en 14 november 2017 stukken zijn overgelegd die thans tot de processtukken behoren. Aan het slot van de comparitie heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten.

2.2

[appellant] heeft middels diverse vennootschappen bakkerijen geëxploiteerd. In de periode 2005 tot en met 2010 is [appellant] (in)direct bestuurder geweest van die bakkerijen. Blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is hij in 2007/2009 en 2010 in die hoedanigheid betrokken geweest bij de navolgende faillissementen:

2007/2009

1. [Bedrijf 1] ontbonden op 9 maart 2007 door opheffing faillissement wegens de toestand van de boedel;

2. [Bedrijf 2] ontbonden op 13 april 2007 door opheffing faillissement wegens de toestand van de boedel;

3. [Bedrijf 3] failliet verklaard op 24 oktober 2007;

4. [Bedrijf 4] failliet verklaard op 29 december 2009 en ontbonden op 18 december 2012 door opheffing faillissement wegens de toestand van de boedel;

2010

5. [Bedrijf 5] failliet verklaard op 6 april 2010;

6. [Bedrijf 6] failliet verklaard op 15 juni 2010;

7. [Bedrijf 7] failliet verklaard op 15 juni 2010;

8. [Bedrijf 8] failliet verklaard op of omstreeks 16 juni 2010 en ontbonden op 1 april 2014 door opheffing faillissement wegens toestand van de boedel;

9. [Bedrijf 9] failliet verklaard op 6 juli 2010.

2.3

Door de taxateur Troostwijk Waardering en Advies B.V. is de inventaris van [Bedrijf 10] , die zich toen bevond op het adres [adres] , op 25 maart 2010 getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde van € 315.000,-- exclusief BTW.

2.4

In juni 2010 is een nieuwe vennootschap opgericht, namelijk [Bedrijf 11] (hierna: [Bedrijf 11] ). Het statutair bestuur van [Bedrijf 11] bestond uit [persoon 1] en [persoon 2] , zonen van [appellant] . [Bedrijf 11] is per 10 juni 2010 ingeschreven op het adres [adres 2] .

2.5

[Bedrijf 11] , toen nog in oprichting, heeft een lening van € 450.000,-- gekregen van ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de Bank). Op 28 mei 2010 heeft [Bedrijf 11] i.o. haar huidige en toekomstige voorraden, inventaris en vorderingen aan de Bank in pand gegeven tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen zij aan de Bank verschuldigd is of zal zijn.

2.6

[appellant] en [Bedrijf 11] hebben nadien enkele documenten opgesteld, te weten:

a. een “achtergestelde leningsovereenkomst”, gedateerd 3 juni 2010, tussen [appellant] als gelduitlener en [Bedrijf 11] als geldlener, waarbij [appellant] aan [Bedrijf 11] een bedrag van € 400.000,-- uitleent, welke lening slechts met toestemming van de Bank afgelost mag worden, tegen een rente van 6,5% per jaar, maandelijks te voldoen,

b. een koopovereenkomst tussen [appellant] en [Bedrijf 11] , gedateerd 30 juni 2010, waarin is vermeld dat [appellant] de inventaris van [Bedrijf 11] koopt voor € 400.000,-, waarbij de koopprijs wordt verrekend met de achtergestelde lening,

c. een huurovereenkomst tussen [appellant] en [Bedrijf 11] , gedateerd 30 juni 2010, waarin [appellant] de inventaris aan [Bedrijf 11] verhuurt voor de duur van twee jaar en tegen een huurprijs van € 2.166,-- per maand exclusief BTW.

2.7

Op 16 juli 2010 heeft Den Hartog Verzekeringen B.V. (hierna: Den Hartog), de assurantietussenpersoon handelend namens [Bedrijf 11] het volgende e-mailbericht aan ASR verzonden:

“Wij willen u verzoeken om de volgende verzekeringen aan te passen,

Het voordeelpakket onder nummer [polisnummer] dient in zijn geheel overgezet te worden naar [Bedrijf 11]

[adres 2]

, per 01-07-2010. Voor de juiste gegevens hebben wij een uittreksel KVK bijgevoegd in de mail alsmede een kopie leg bewijs van een van de eigenaren.

De premie van dit pakket en alle verzekeringen dienen per maatschappij incasso maandelijks te worden afgeschreven van de volgende rekening: [bankrekening] (…).

De polissen die hieronder hangen dienen als volgt aangepast te worden

[polisnummer] – enkel naam wijzigen. Het betreft een bakkerij met vier winkels

[polisnummer] – Risico adressen:

- [Bedrijf 11] : [adres 2] , inventaris € 426.000, goederen € 30.000, huurdersbelang € 150.000

- Winkelfiliaal [plaatsnaam] , inventaris € 75.000 huurdersbelang € 20.000

- Winkelfiliaal [plaatsnaam] , inventaris € 75.000 huurdersbelang € 20.000

- Winkelfiliaal [plaatsnaam] , inventaris € 75.000 huurdersbelang € 20.000

- Winkelfiliaal [plaatsnaam] , inventaris € 75.000 huurdersbelang € 20.000

Daarnaast willen wij graag een bedrijfsschade verzekering laten ingaan op dit pakket per 01-07-2010 met dekking uitgebreid voor € 500.000, voor het pand op [adres 2] . Dit betreft de bakkerij, een gebouw van damwandprofielen met een betonnen vloer. Graag offerte en aanvraag en een voorlopige dekking per 01-07-2010. Op te nemen in bovengenoemd voordeelpakket (…).”

2.8

ASR heeft het verzoek om met ingang van 1 juli 2010 een inventaris-/goederenverzekering te verstrekken voor de inventaris van de Bakkerij, aanwezig in het pand [adres 2] , met een verzekerd belang van € 426.000 gehonoreerd. Op 3 augustus 2010 heeft ASR een offerte voor een bedrijfsschadeverzekering aan Den Hartog verzonden.

2.9

Op 27 september 2011 heeft Tenba Taxatie & Bakkerijadvies B.V. (hierna: Tenba) in opdracht van [appellant] opgemaakt een “Taxatierapport betreffende de nieuwwaarde van de bedrijfsinventaris van [appellant] aanwezig bij [Bedrijf 11] , [adres 2] ten behoeve van verzekeringsdoeleinden”. Tenba heeft de inventaris tegen nieuwwaarde getaxeerd op een totaal bedrag van € 1.733.000,- exclusief btw, bestaande uit een bedrag op vaste taxatie van € 1.655.000,- en niet op vaste taxatie van € 78.000,-.

2.10

Op 18 oktober 2011 heeft Den Hartog namens [appellant] aan ASR verzocht de hiervoor genoemde inventaris/goederenverzekeringsovereenkomst uit 2010:

“i.v.m. verkoop te wijzigen en de inventaris adres [adres] op polis [polisnummer] vanaf 30-6-2011 over te zetten naar privé op naam van [appellant] (…)”

2.11

Bij e-mailbericht van 24 november 2011 aan Den Hartog heeft ASR meegedeeld met ingang van 30 juni 2011 voorlopige dekking te geven voor een verzekerde som van:

“€ 1.665.000 op een inventaris/goederen gelegen te [adres 2] op uitgebreide condities volgens polismodel BG 06

€ 260.000 op een huurdersbelang gelegen te [adres 2] op uitgebreide condities volgens polismodel BG 06

Gedurende de periode van voorlopige dekking geldt een eigen risico franje van € 250-.

Gezien de forse verhoging van de verzekerde som, hebben wij HDS aangesteld om een inspectie uit te voeren (…).

Ik heb overleg gepleegd met de AVB afdeling en de aansprakelijkheid van [appellant] tov de huurder [Bedrijf 11] wordt uitgesloten op de polis (…)”

2.12

HDS heeft op 27 december 2011schriftelijk aan ASR gerapporteerd. Dit rapport is niet overgelegd.

2.13

[Bedrijf 11] is op 3 januari 2012 failliet verklaard.

2.14

Op 8 januari 2012 heeft een brand gewoed in het bedrijfspand op het adres [adres 2] . Bij die brand is de inventaris vrijwel volledig verloren gegaan.

2.15

Bij brief van 10 februari 2012 heeft ASR aan [appellant] meegedeeld dat zij niet tot uitkering zal overgaan, dat zij de polissen zo spoedig mogelijk zal beëindigen en dat zij deze beslissing en de gronden daarvoor zal registreren in de daartoe bestemde registers.

2.16

Bij brief van 29 februari 2012 heeft ASR de verzekeringen van [appellant] bij ASR beëindigd.

2.17

Na de brand heeft ASR opdracht gegeven aan CED Forensic (hierna: CED) onderzoek te doen naar de oorzaak van de brand. In dat kader heeft CED onder meer [appellant] gehoord en een technisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie van CED uit haar rapport van 13 maart 2012 luidde:

“Op basis van bovenstaande feiten en bevindingen kan worden geconcludeerd dat deze brand het directe gevolg is van een brandstichting van binnenuit waarbij de toegang tot het pand werd verkregen zonder verbreking.”

2.18

[appellant] heeft een kort geding tegen ASR aangespannen, waarin hij een voorschot van ASR heeft gevorderd. Deze vordering is bij vonnis van de voorzieningenrechter van 28 juni 2013 afgewezen.

2.19

[appellant] is strafrechtelijk vervolgd op verdenking van brandstichting. Bij vonnis van 21 maart 2013 heeft de rechtbank Rotterdam hem op dat punt vrijgesproken.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd dat ASR wordt veroordeeld tot voldoening van € 1.655.000,- althans een door de rechtbank te bepalen bedrag en tot beëindiging van de door ASR met betrekking tot [appellant] gedane registraties in de daartoe bestemde registers, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proces- en nakosten.

3.2

De rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT