Uitspraak Nº 200.173.602/01. Gerechtshof Den Haag, 2015-08-19

ECLIECLI:NL:GHDHA:2015:2288
Date19 Agosto 2015
Docket Number200.173.602/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 19 augustus 2015

Zaaknummer : 200.173.602/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-3475

Zaaknummer rechtbank : C/09/488142

[de vader],

wonende te [plaatsnaam], India,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam,

tegen

[de moeder],

wonende te [plaatsnaam],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. C.C.B. Boshouwers te Amsterdam.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 20 juli 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 juli 2015 van de rechtbank Den Haag.

De moeder heeft op 28 juli 2015 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vader:

  • -

    op 22 juli 2015 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage;

  • -

    op 23 juli 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;

  • -

    op 28 juli 2015 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;

  • -

    29 juli 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;

van de zijde van de moeder:

  • -

    op 28 juli 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;

  • -

    op 30 juli 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.

De zaak is op 30 juli 2015 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

  • -

    de vader, bijgestaan door zijn advocaat en mr. E.J. Kim-Meijer;

  • -

    de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • -

    mevrouw [naam] namens de raad.

Tevens is verschenen mevrouw A. Küthe, tolk in de Engelse taal.

De advocaten van beide partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [kind I], geboren op [geboortedatum] 2014 te [plaatsnaam] (hierna te noemen: [kind I]), naar India afgewezen. Voorts is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

  • -

    partijen zijn gehuwd op [datum] 2011 te [plaatsnaam], India;

  • -

    de moeder heeft een dochter uit een eerder huwelijk: [kind II], geboren op [geboortedatum] 2008 te [plaatsnaam] (hierna te noemen: [kind II]);

  • -

    de vader heeft de Indiase nationaliteit;

  • -

    de moeder heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit;

  • -

    [kind I] heeft de Nederlandse nationaliteit;

  • -

    op 7 december 2014 is de moeder met [kind I] en [kind II] (hierna ook gezamenlijk te noemen: de minderjarigen) vanuit India naar Nederland gereisd.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil is het verzoek tot teruggeleiding van [kind I] naar India.

2. De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, conform het bepaalde in artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering, de afgifte van de minderjarige [kind I], met de benodigde reisdocumenten, aan de vader te bevelen primair voor 19 augustus 2015 en subsidiair op een door het hof in goede justitie te bepalen datum in augustus 2015, waarbij de moeder [kind I] op 19 augustus 2015 dan wel subsidiair op de door het hof te bepalen datum in augustus 2015 naar de vader in [plaatsnaam], India, dient terug te brengen, dan wel, indien de moeder nalaat [kind I] op primair 19 augustus 2015 dan wel subsidiair op een door het hof in goede justitie te bepalen datum in augustus 2015 naar de vader in [plaatsnaam], India, terug te brengen, te bepalen op welke datum de moeder [kind I] met de benodigde geldige reisdocumenten uiterlijk in de maand augustus 2015 aan de vader dient over te dragen en dient af te geven, zodat hij [kind I] zelf in augustus 2015 mee terug kan nemen naar [plaatsnaam], India, met veroordeling van de moeder in de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de ontvoering en teruggeleiding in eerste aanleg en in hoger beroep, waaronder zijn reiskosten vanuit India naar Nederland, zijn verblijfkosten in Nederland, de griffierechten van het hof alsmede de kosten van zijn procesvertegenwoordiging bij het hof, nader op te maken bij staat.

3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof

in principaal hoger beroep

de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen;

in incidenteel hoger beroep

voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:

de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep en wordt veroordeeld de volledige proceskosten van de moeder te voldoen wegens misbruik van procesrecht, welke kosten zijn begroot onder sub 5 van het beroepschrift en in productie 16;

de gewone verblijfplaats van de minderjarige voor 7 december 2014 Nederland was, zodat er aldus geen sprake is van kinderontvoering in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 (HKOV);

de vader een elektronische versie over dient te leggen van zijn e-mails van 13 februari 2015 en 16 maart 2015 (productie 56) en van twee e-mails van 31 maart 2015 (productie 89 en 90);

[kind II] – alsnog – zal worden gehoord door het hof, dan wel een bijzondere curator wordt benoemd ter behartiging van haar belangen in de onderhavige procedure.

4. De vader verzet zich daartegen.

Ontvankelijkheid van de vader

5. De moeder stelt dat de vader niet het originele, maar een gewijzigde versie van het procesdossier uit eerste aanleg bij het hof heeft ingediend. De moeder voert daartoe aan dat de hetgeen door de vader is overgelegd als productie 9 uit eerste aanleg van de zijde van de moeder een geheel andere productie betreft dan door de moeder werkelijk is overgelegd in eerste aanleg. De in hoger beroep door de vader overgelegde stukken lijken het betoog van de vader te onderbouwen, terwijl de stukken die de moeder in eerste aanleg heeft ingediend het betoog van de vader ontkrachten. Voorts voert de moeder aan dat de door de vader als productie 3 uit eerste aanleg van de zijde van de moeder overgelegde stukken aantekeningen van de vader bevatten, die niet aanwezig waren op de door de moeder bij de rechtbank aangeleverde stukken. De foto’s uit het procesdossier in eerste aanleg zijn door de vader in hoger beroep bovendien niet in kleur gekopieerd, waardoor deze niet te lezen zijn, aldus de moeder. Daarnaast stelt de moeder dat de vader na de scheidingsmelding tegenover een oom van de vrouw – de heer [oom van de moeder] – heeft verklaard dat hij ook wel weet dat de moeder [kind I] niet heeft ontvoerd, maar dat hij wil dat de moeder doet wat hij zegt. De moeder is van mening dat daarmee sprake is van misbruik van procesrecht, zodat de vader reeds om die reden niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden in zijn verzoek.

6. De vader verweert zich daartegen en stelt dat het – zeer omvangrijke – procesdossier uit eerste aanleg naar eer en geweten is ingediend. Daarbij wijst hij erop dat als er stukken incompleet zijn, het ook zo kan zijn dat hij de stukken in eerste aanleg incompleet aangeleverd heeft gekregen door de advocaat van de moeder. De vader stelt voor om de desbetreffende productie ofwel opnieuw door de moeder in het geding te laten brengen, ofwel om die productie buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van het hoger beroep. Niet-ontvankelijkverklaring is een te zwaar middel voor een betrekkelijk kleine omissie – te weten één incorrecte productie in een zaak waarin 180 producties zijn overgelegd. Daarnaast betwist de vader dat hij zich tegenover de heer [oom van de moeder] heeft uitgelaten op de wijze zoals door de moeder is aangevoerd. In dat kader wijst de vader erop dat de heer [oom van de moeder] de Engelse taal niet machtig is, zodat de door de moeder overgelegde in de Engelse taal opgemaakte verklaring...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT