Uitspraak Nº 200.173.797/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-01-27

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:335
Docket Number200.173.797/01
Date27 Enero 2016
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 27 januari 2016

Zaaknummer : 200.173.797/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-7087

Zaaknummer rechtbank : C/09/473261

[verzoekster]

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. N. Baouch te Amsterdam,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 22 juli 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 april 2015 van de rechtbank Den Haag.

De man heeft op 18 september 2015 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De vrouw heeft op 30 oktober 2015 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 2 december 2015 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum, op 3 december 2015 ingekomen als brief met bijlagen;

van de zijde van de man:

  • -

    op 7 augustus 2015 een brief van 6 augustus 2015 met bijlagen;

  • -

    op 1 december 2015 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier met bijlagen.

De raad heeft bij brief van 2 november 2015 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

De zaak is op 11 december 2015 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en heer Z. Hamidi als tolk;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Zowel de advocaat van de vrouw als de advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is – voor zover in hoger beroep van belang – bepaald dat [minderjarige] , geboren [in] 2005 te [geboorteplaats] , en [minderjarige] , geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen), de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw. Voorts is bepaald dat de minderjarigen eenmaal per twee weken een weekend bij de man zijn, in een cyclus van vier weken het ene weekend op zaterdag van 10:00 uur tot 20:00 uur en op zondag van 12:00 uur tot 18:00 uur en het andere weekend van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur, inclusief overnachting. Verder is bepaald dat de man, met ingang van 1 november 2014, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 110,00 per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De beschikking is, behalve ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 20 augustus 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil is de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling). Voorts is in geschil de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderalimentatie).

2. De vrouw verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • -

    de bestreden beschikking ten aanzien van de omgangsregeling en kinderalimentatie te vernietigen;

  • -

    alsnog te bepalen dat de minderjarigen één weekeinde in de twee weken van 11:00 uur tot 19:00 uur, zonder overnachting, bij de man zullen zijn;

  • -

    te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2013 dient te betalen een bedrag van € 356,- per maand, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, met dien verstande dat wanneer de kinderbijdrage wordt bepaald op een lager bedrag dan € 300,-, de ingangsdatum wordt gesteld op datum van beschikking. Kosten rechtens.

3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans dat hoger beroep af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de man het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die beschikking betrekking heeft op de behoefte van de minderjarigen, het inkomen/de draagkracht van de vrouw, de zorgkorting, het inkomen/de draagkracht van de man en de zorg- en contactregeling, en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog te beslissen dat:

  • -

    de door de man verschuldigde kinderalimentatie op nihil wordt gesteld, althans die alimentatie te bepalen op een geldsom zoals het hof juist acht, met ingang van 1 november 2014, althans met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans met ingang van een datum die het hof juist acht;

  • -

    de navolgende zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarigen zal gelden en zal worden uitgevoerd:

o een weekendregeling conform de bestreden beschikking;

o omgang gedurende de aaneengesloten helft van alle schoolvakanties van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT