Uitspraak Nº 200.174.977_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2016-09-13

CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
ECLIECLI:NL:GHSHE:2016:4102
Date13 Septiembre 2016
Docket Number200.174.977_01
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht

zaaknummer 200.174.977/01

arrest van 13 september 2016

in de zaak van

1 [appellante] Bouw B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2. Camping Landgoed “Halsaf” B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

3. [appellante] Ontwikkeling B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

appellanten in principaal appel, geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel appel,

advocaat: mr. J.B. Mus te Breda,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geintimeerde in principaal appel, appellant in voorwaardelijk incidenteel appel,

advocaat: mr. A.J.C. Nuijten te Spijkenisse,

op het bij exploot van dagvaarding van 4 augustus 2015 en het herstelexploot van 21 augustus 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, handelsrecht, zittingsplaats Breda van 20 mei 2015, gewezen tussen appellanten in het principaal appel - [appellante] Bouw c.s. dan wel, ieder voor zich, [appellante] Bouw, Halsaf en [appellante] Ontwikkeling- als eiseressen in conventie en verweersters in reconventie en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/02/252823 / HA ZA 12-565)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, naar het vonnis in het incident van 24 april 2013 waarbij [geïntimeerde] is toegestaan om de Coöperatieve Rabobank Walcheren/Noord-Beveland UA (hierna de Rabobank) in vrijwaring te dagvaarden en het tussenvonnis van 8 mei 2013, waarin een verschijning van partijen is bevolen.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de hiervoor genoemde exploten in hoger beroep;

- de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd;

- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, waarbij producties zijn overgelegd;

- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.

Nadat partijen arrest hebben gevraagd, is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de betreffende memories.

4 De beoordeling in het principaal en voorwaardelijk incidenteel appel
4.1

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.2 feiten vastgesteld. Voor zover daartegen geen bezwaren zijn aangevoerd, zal ook het hof daarvan uitgaan. Daarnaast staan nog enige gestelde en erkende of onvoldoende gemotiveerd weersproken feiten vast. Het hof geeft hierna een overzicht van alle relevante vaststaande feiten.

a. [geïntimeerde] werkt sinds jaar en dag in diverse functies als gemeenteambtenaar bij diverse gemeentes. Uit hoofde van zijn functie is hij al sinds begin jaren ’80 bekend met de heer [appellante] van [appellante] Bouw c.s. Als particulier heeft [geïntimeerde] in de periode 2002-2007 met [appellante] Bouw c.s. als aannemer/projectontwikkelaar samengewerkt in het kader van het project [straatnaam 3] / [straatnaam 4] te [woonplaats] (productie 37 inleidende dagvaarding; hierna: project [woonplaats] ). Project [woonplaats] is begin januari 2007 afgerond, met dien verstande dat de financiële afwikkeling tussen partijen niet heeft plaatsgevonden.

b. Op 30 september 2003 (zie pag. 1 productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) heeft [geïntimeerde] twee percelen grond met opstallen (hierna: de grond) te [plaats] in de gemeente [plaats] , [straatnaam 1][nrs 1 en 2] gekocht voor € 525.000,- met het oogmerk om met behulp van [appellante] Bouw c.s. de percelen te herontwikkelen voor de bouw van, aanvankelijk, 13 woningen onder de projectnaam “ [de projectontwikkeling] ” (hierna: de projectontwikkeling). De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) was destijds directeur van [appellante] Bouw c.s. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit deze koopovereenkomst moest [geïntimeerde] als waarborgsom 10% van de koopsom storten, en wel € 52.500,-. [appellante] Bouw c.s. heeft dit bedrag ten behoeve van [geïntimeerde] voordat de grond aan [geïntimeerde] is geleverd op de rekening van de notaris gestort (zie productie 8 dagvaarding in eerste aanleg). [appellante] Bouw c.s. noemen dit bedrag “lening 1”. Het hof zal deze betaling hierna “bedrag 1” noemen. Op 27 november 2003 zijn de percelen grond aan [geïntimeerde] geleverd.

c. [geïntimeerde] heeft van de Rabobank op 26 november 2003 een lening verkregen ter financiering van de aankoop van de grond voor € 550.000,- met een looptijd tot 30 juli 2004 (productie 10 inleidende dagvaarding). Tot zekerheid heeft [geïntimeerde] aan de Rabobank rechten van hypotheek gegeven op de grond en op de woonhuizen van [geïntimeerde] aan de [straatnaam 2][nr 1] en de [straatnaam 3][nr 1] te [woonplaats] .

d. De gemeente [plaats] stond positief tegenover de woningbouw op de grond. In 2004 hebben [appellante] Bouw c.s. een bouwplan ontwikkeld voor 13 woningen waarbij opdracht is gegeven aan [Bouwtechniek] Bouwtechniek. Een voorlopig ontwerp kwam gereed in 2004. In overleg met [geïntimeerde] heeft het adviesbureau in november 2004 ter beoordeling door de gemeente [plaats] een schetsplan ingediend. Het schetsplan is op 6 juni 2005 met de verantwoordelijke wethouder besproken. Vervolgens zijn er bouwplannen ontwikkeld voor de 13 woningen. Op 11 mei 2005 heeft [geïntimeerde] bij de gemeente [plaats] geïnformeerd naar de voortgang en op 1 juli 2005 is een bouwaanvraag voor deze 13 woningen ingediend bij de gemeente. De bouw van de 13 woningen zou volgens de gemeente [plaats] met een art. 19 WRO procedure aan [appellante] Bouw c.s. kunnen worden vergund.

e. Tijdens deze onderhandelingen -die langer duurden dan partijen hadden verwacht- heeft de Rabobank bij brief van 28 juli 2004 aan [geïntimeerde] uitstel verleend voor de aflossing van de geldlening tot 31 december 2004. [appellante] Bouw c.s. betaalden op 23 december 2004 onder de noemer “voorschot” € 15.000,- aan [geïntimeerde] . Zij noemen dit “lening 2”. Het hof noemt dit hierna “bedrag 2”. Eind december 2004 heeft [geïntimeerde] om verlenging van de looptijd van deze lening verzocht, die niet is verleend. Vanaf april 2005 is geen rente meer betaald op de lening van [geïntimeerde] bij de Rabobank.

f. Op 24 mei 2005 en 23 juni 2005 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen [betrokkene 2] van de Rabobank en [geïntimeerde] , waarbij [geïntimeerde] [betrokkene 1] bij de Rabobank heeft geïntroduceerd.

g. Naar aanleiding van deze gesprekken heeft de Rabobank bij brief van 31 augustus 2005 aan [geïntimeerde] en aan de heer [betrokkene 1] (productie 16 inleidende dagvaarding) een financieringsvoorstel gedaan voor de herfinanciering van de hiervoor onder c genoemde lening van € 550.000,-, welk voorstel als bijlage bij de brief is gevoegd. Het financieringsvoorstel (hierna: de herfinancieringsovereenkomst) zelf is enkel gericht aan [geïntimeerde] , en houdt in, voor zover van belang:

“(…)

Geldlening van EUR 400.000,--

Afgelost wordt:

Geldlening van EUR 550.000,--

(…)

Aflossing: EUR 400.000,- uiterlijk per 1 september 2010

(…)

De bestaande zekerheden op [straatnaam 1][nrs 1 en 2] te [plaats] blijven gehandhaafd.

De hypotheken op de [straatnaam 2][nr 1] en de [straatnaam 3][nr 1] te [woonplaats] worden geroyeerd na verstrekking van deze financiering.

Nadere afspraken

Inlevering van:

IB-aangifte: elk jaar voor 1 april

(…)

De geldlening (…) wordt verstrekt aan:

P.W. [geïntimeerde]

(…)

De bestaande lening (…) ad € 550.000,- wordt voor € 400.000,- geherfinancierd. Het verschil ad € 150.000,- dient te worden afgelost. Deze € 150.000,- dient uiterlijk binnen 3 weken na dagtekening van deze offerte worden overgemaakt (…)

Volgens uw informatie zal de heer [betrokkene 1] , in zijn hoedanigheid als statutair directeur van diverse vennootschappen, zorgdragen voor de aflossing van € 150.000,- bij onze bank middels een aan u te verstrekken lening. De rente behorende bij deze lening zal periodiek op de lening worden bijgeschreven.

Op basis van uw inkomenspositie bent u niet in staat om de maandelijkse rente behorende bij de te verstrekken financiering ad € 400.000,- te voldoen. In dat kader heeft u aangegeven dat de heer [betrokkene 1] , in zijn hoedanigheid als statutair directeur van diverse vennootschappen, maandelijks de financiële verplichtingen zal voldoen middels een aan u te verstrekken krediet.

Als gevolg van uw afhankelijkheid van de heer [betrokkene 1] bij deze herfinanciering, acht onze bank het noodzakelijk dat de heer [betrokkene 1] deze offerte voor gezien zal tekenen. Hiermee wordt bevestigd dat de uitgangspunten bij deze herfinanciering juist zijn beschreven.

(…)

akkoord:

Datum:

Handtekening:

P.W. [geïntimeerde]

Voor gezien:

Datum:

Handtekening:

[betrokkene 1] ”.

Blijkens productie 18 inleidende dagvaarding heeft [geïntimeerde] dit stuk op 7 september 2005 ondertekend en [betrokkene 1] op 19 oktober 2005.

h. [appellante] Bouw c.s. hebben het in rov. 4.1 sub g genoemde bedrag van € 150.000,-, het verschil tussen € 550.000,- en € 400.000,- dat afgelost moest worden, betaald. Zij noemen dit bedrag lening 3. Het hof zal hierna spreken over “bedrag 3”.

i. De Projectontwikkeling kreeg vanaf 2006 tot en met 2009 steeds meer vorm. Begin 2007 werd duidelijk dat het aantal woningen moest worden teruggebracht naar 10. Op 17 juli 2007 heeft de gemeente [plaats] laten weten dat eerst een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente moest worden gesloten voordat de art. 19 WRO vrijstelling kon worden verleend. Op 10 augustus 2007 heeft de gemeente [plaats] een concept samenwerkingsovereenkomst aan [appellante] Bouw gestuurd (productie 22 inleidende dagvaarding). Op 19 juni 2008 heeft [appellante] Bouw gewijzigde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT