Uitspraak Nº 200.175.128/01. Gerechtshof Amsterdam, 2016-03-29

ECLIECLI:NL:GHAMS:2016:1155
Docket Number200.175.128/01
Date29 Marzo 2016
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 29 maart 2016

Zaaknummer: 200.175.128/ 01

Zaaknummer eerste aanleg: 3821295 CB VERZ 15‑18 NVDM

in de zaak in hoger beroep van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. S. Rozemeijer te Velserbroek,

tegen

Stichting Geestelijke Gezondheidszorg inGeest,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. E. Pans te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep
1.1.

Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en GGZ genoemd.

1.2.

De vader is op 18 augustus 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 mei 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Noord‑Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), met kenmerk 3821295 CB VERZ 15‑18 NVDM.

1.3.

GGZ heeft op 29 september 2015 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

1.4.

GGZ heeft op 22 december 2015 en op 5 januari 2016 nadere stukken ingediend.

1.5.

De vader heeft op 24 december 2015 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

1.6.

De zaak is op 7 januari 2016 ter terechtzitting behandeld.

1.7.

Ter terechtzitting zijn verschenen:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- mevrouw A. Reijerse namens GGZ, bijgestaan door haar advocaat;

- mevrouw [J] (hierna: de betrokkene);

- de heer B. Jonkhart namens Budgetondersteuning Nederland B.V.

1.8.

Mevrouw [C] (hierna: de moeder) en de hoofd Advocaat‑Generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Mevrouw [L] (hierna: de zuster) en de heer [R] (hierna: de broer) zijn, met voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen.

2.De feiten
2.1.

De betrokkene is geboren [in] 1983. Zij verblijft in de [locatie] van GGZ te [plaats] . Zij gaat thans regelmatig met verlof naar de vader thuis.

2.2.

Bij beschikking van de kantonrechter van 30 september 2009 is de betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, met benoeming van de vader tot curator.

2.3.

Bij beschikking van de rechtbank Noord‑Holland van 15 januari 2015 is een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet BOPZ) verleend, welke machtiging de bevoegdheid geeft om de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven tot 27 juni 2015.

2.4.

Bij beschikking van de rechtbank Noord‑Holland van 20 juli 2015 is, voor zover thans van belang, een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 Wet BOPZ verleend, welke machtiging de bevoegdheid geeft om de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven tot en met 20 januari 2016.

3.Het geschil in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op het daartoe strekkende verzoek van GGZ de vader met ingang van 22 mei 2015 ontslagen als curator en is Budgetondersteuning Nederland B.V. (hierna: Budgetondersteuning Nederland) met ingang van die datum benoemd tot curator.

3.2.

De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek af te wijzen.

3.3.

GGZ verzoekt in principaal hoger beroep het verzoek van de vader af te wijzen. In incidenteel hoger beroep verzoekt GGZ de curatele te vervangen door een bewind en een mentorschap, met benoeming van Budgetondersteuning Nederland tot bewindvoerder en Stichting Mentorschap Noordwest‑Holland (hierna: Mentorschap Nw-H) tot mentor.

3.4.

De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep – naar het hof begrijpt – primair het door GGZ verzochte af te wijzen, subsidiair hem als bewindvoerder en mentor te benoemen.

3.5.

De zuster en de broer hebben geen verweer gevoerd in het principaal hoger beroep van de vader, alsmede uitdrukkelijk aan de griffie van dit hof te kennen gegeven geen verweer te zullen voeren in het incidenteel hoger beroep van GGZ. De moeder heeft evenmin verweer gevoerd.

4.Beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
4.1.

De vader betoogt in principaal hoger beroep dat er geen gronden zijn voor zijn ontslag als curator. Hiertoe voert hij aan dat dit ontslag niet slechts kan worden gebaseerd op de veronderstelling dat hij een andere mening zou hebben over de vraag wat de beste verzorging is voor de betrokkene. Voorts stelt hij dat niet is gebleken dat hij zijn taak als curator niet goed zou uitoefenen.

4.2.

GGZ heeft hiertegen verweer gevoerd en stelt dat de samenwerking van de vader met de behandelaars van de betrokkene problematisch is. Volgens GGZ is de kans groot dat de vader niet in staat zal zijn afspraken te maken met professionele begeleiders van de betrokkene, terwijl vanwege de onveranderlijke psychische problematiek van de betrokkene en de vele risico’s in de thuissituatie intensieve en gespecialiseerde begeleiding noodzakelijk is, wanneer de betrokkene weer bij de vader thuis gaat wonen. Voorts stelt GGZ dat de vader, in afwachting van het hoger beroep, de huidige curator niet erkent en diens werkzaamheden tegenwerkt.

In incidenteel hoger beroep betoogt GGZ dat bewind met benoeming van een professionele bewindvoerder en een mentorschap met benoeming van een professionele mentor meer passend en in het belang van de betrokkene is dan een ondercuratelestelling. In dit verband stelt GGZ dat het in het belang van de betrokkene is een professionele mentor te benoemen, die op intensieve wijze de niet‑vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene zal behartigen en mede tot taak zal hebben afspraken en overleggen met hulpverleners en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT