Uitspraak Nº 200.175.870/01; 200.175.873/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-06-29

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:2310
Date29 Junio 2016
Docket Number200.175.870/01; 200.175.873/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 13 juli 2016

Zaaknummers : 200.175.870/01 en 200.175.873/01

Rekestnummers rechtbank : FA RK 14-1581 en FA RK 15-2601

Zaaknummers rechtbank : C/09/461333 en C/09/486258

[appellante] ,

wonende op een geheim adres,

verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat voorheen mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk, thans mr. N. Walenkamp te Den Haag,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te Den Haag.

Als belanghebbende is aangemerkt:

de Stichting Jeugdbescherming west Regio Zuid-Holland,

de rechtsopvolgster van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 31 augustus 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 mei 2015 van de rechtbank Den Haag. Bij dat beroep heeft de vrouw tevens een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking ingediend. Dit schorsingsverzoek is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.175.870/02.

Bij beschikking van 11 november 2015 heeft het hof het verzoek van de vrouw tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking verworpen.

De man heeft op 17 december 2015 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De vrouw heeft op 1 februari 2016 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 14 september 2015 een V-formulier van 11 september 2015 met bijlage;

van de zijde van de man:

- op 3 mei 2016 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.

De raad heeft bij brief van 9 februari 2016 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen, nu de raad in eerste aanleg niet betrokken is geweest in deze specifieke procedure.

De hoofdzaak is op 13 mei 2016 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede door [naam] , tolk in opleiding in de Engelse taal die ter zitting de belofte heeft afgelegd;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede door [naam] , tolk in de Engelse taal;

- [naam] namens de gecertificeerde instelling. Zij heeft de zitting na de behandeling van de onderwerpen gezag en het traject ‘Ouderschap Blijft’ verlaten.

De hierna te noemen [minderjarige] is in raadkamer gehoord.

Na de zitting is, volgens afspraak ter zitting, het volgende stuk bij het hof ingekomen:

- van de zijde van man op 19 mei 2016 een V-formulier van 17 mei 2016 met als bijlage het inschrijvingsbewijs van de echtscheidingsbeschikking.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank voorts (voor zover voor het hof thans van belang):

- het verzoek van de vrouw om te bepalen dat voortaan alleen aan haar het ouderlijk gezag zal toekomen over de minderjarigen:

o [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en

o [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen)

afgewezen;

  • -

    bepaald dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;

  • -

    partijen verwezen naar Expertisecentrum Haaglanden voor toeleiding en doorverwijzing naar Ouderschap Blijft voor het onder begeleiding op gang brengen van de contacten tussen de man en de minderjarigen;

  • -

    bepaald dat partijen zich voor 1 september melden bij Expertisecentrum Haaglanden;

  • -

    bepaald dat partijen na het verkrijgen van een doorverwijzing naar het omgangshuis - Ouderschap Blijft - Begeleide Omgang Stichting Jeugdformaat, gaan voor het opstarten van gezamenlijke gesprekken en de begeleide contacten;

  • -

    de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van een dwangsom van € 250,- voor elke dag vanaf 1 september 2015 dat zij in gebreke blijft haar medewerking te verlenen aan Ouderschap Blijft, met een maximum van € 5.000,-;

  • -

    bepaald dat de man gerechtigd is om eenmaal per week het initiatief te nemen tot het leggen van contact met de minderjarigen via telefoon, e-mail, Facetime, Skype of een ander medium;

  • -

    bepaald dat de vrouw met ingang van heden de man voor wat betreft de gezondheid en medische kwesties van de minderjarigen onverwijld zal informeren en hem ten minste iedere drie maanden schriftelijk (per e-mail) informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarigen, alsmede over het vermogen van de minderjarigen, en voorts dat partijen maandelijks, buiten de aanwezigheid van de minderjarigen, per e-mail met elkaar overleg zullen plegen teneinde informatie uit te wisselen en elkaar te consulteren over de minderjarigen en over alle overige belangrijke zaken aangaande de minderjarigen, waaronder in elk geval, indien en voor zover reeds van toepassing: de ontwikkeling, de schoolkeuze en door de school te organiseren activiteiten, de gezondheid en medische zaken en het verblijf gedurende vakanties of anderszins buiten Nederland;

  • -

    de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat zij in gebreke blijft aan bovenstaande informatie- consultatieregeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,-;

  • -

    het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de informatie- en consultatieverplichting buiten toepassing wordt verklaard afgewezen;

  • -

    bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 817,50 per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

  • -

    het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partneralimentatie afgewezen;

  • -

    bepaald dat de tussen partijen gemaakte afspraken, neergelegd in de (in fotokopie) aan de beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst, deel uitmaken van deze beschikking;

  • -

    de verdeling van de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende inboedel vastgesteld.

De beschikking is - tot zover en met uitzondering van de echtscheiding - uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de proceskosten is aangehouden.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

De echtscheidingsbeschikking is op 18 september 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Hieronder zal het hof zo nodig op hele bedragen afronden.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn:

  • -

    het gezag over de minderjarigen;

  • -

    de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, hierna ook kinderalimentatie;

  • -

    de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, hierna ook partneralimentatie;

  • -

    de verdeling van de huwelijksgemeenschap;

  • -

    de proceskostenveroordeling.

2. De vrouw verzoekt, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van, naar het hof begrijpt: de in het beroepschrift gemelde punten, alsmede te bepalen dat:

  • -

    de vrouw voortaan met het eenhoofdige gezag over de minderjarige, het hof begrijpt: minderjarigen, wordt belast;

  • -

    partijen niet deel hoeven te nemen aan het traject “Ouderschap blijft”, subsidiair een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW te benoemen over de minderjarigen;

  • -

    er aan de vrouw geen dwangsommen worden opgelegd, subsidiair dat de dwangsommen worden gematigd;

  • -

    de man...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT