Uitspraak Nº 200.175.902/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-02-26

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:1769
Docket Number200.175.902/01
Date26 Febrero 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.175.902/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/134263/ HA ZA 14-147)

arrest van 26 februari 2019

in de zaak van

1 [appellant1] ,

wonende te [A] ,

hierna te noemen: [appellant1],

1.a. [appellant1-a] q.q.

in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder

van de onder testamentair bewind gestelde erfdelen

van [appellant1] in de nalatenschappen van

[B] en [C] ,

wonende te [A] ,

hierna te noemen: [appellant1-a] q.q.,

2 [appellant2] ,

wonende te [D] ,

hierna te noemen: [appellant2],

2.a. [appellante2-a] q.q.

in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder

van de onder testamentair bewind gestelde erfdelen

van [appellant1] in de nalatenschappen van

[B] en [C] ,

wonende te [D] ,

hierna te noemen: [appellante2-a] q.q.,

hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,

alsmede

3 Stichting Univé Rechtshulp,

kantoorhoudende te Assen,

hierna te noemen: Univé,

tezamen appellanten,

in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,

advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudende te Leeuwarden, met dien verstande dat deze zich als advocaat van appellant [appellant2] heeft onttrokken,

tegen

mr. [F] ,

wonende te [G] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

hierna te noemen: [F],

advocaat: mr. H.J. Delhaas, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Ter uitvoering van het tussenarrest van 3 juli 2018 heeft [appellant1] in het geding gebracht het proces-verbaal van de zitting van 21 maart 2018 in de toen nog bij het hof aanhangige zaken tussen de erven (200.150.910/01 en 200.173.369/01). Onderdeel daarvan is de tussen de aanwezige erven gesloten vaststellingsovereenkomst. De notaris heeft bij antwoord-akte gereageerd. Vervolgens hebben partijen (met uitzondering van [appellant2] ) de stukken overgelegd met verzoek arrest te wijzen.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat, voor zover van belang in hoger beroep, uit van de feiten die door de rechtbank in de overwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld nu daartegen door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, aangevuld met wat overigens als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist is komen vast te staan.

2.2

[appellant1-a] (hierna te noemen: [appellant1-a] ) en [E]

(hierna te noemen: [E] ) zijn de twee zoons van wijlen het echtpaar [B]

en [C] (hierna te noemen: erflaters). [appellant1] en

[appellant2] zijn de zoons van [appellant1-a] en [appellante2-a] .

2.3

Bij gelijkluidende testamenten van 29 januari 2003 hebben erflaters [appellant1-a] onterfd met aanwijzing van hun kleinzoons [appellant1] en [appellant2] tot erfgenaam bij plaatsvervulling. Naast [appellant1] en [appellant2] is hun oom [E] erfgenaam van erflaters. Erflaters hebben een testamentair bewind ingesteld over de door hen aan [appellant1] en [appellant2] nagelaten of vermaakte goederen. [appellant1-a] is bewindvoerder geworden over het erfdeel van [appellant1] en [appellante2-a] is bewindvoerder geworden over het erfdeel van [appellant2] .

2.4

Op 22 december 2004 hebben erflaters ieder voor zich aan [E] een

algemene notariële volmacht verstrekt, onder meer

"om roerende en onroerende zaken en rechten te verkrijgen en te vervreemden".

2.5

[E] heeft op 16 maart 2006 onder gebruikmaking van de algemene

volmachten van 22 december 2004 de onverdeelde helft in de woning van erflaters aan de

[a-straat 1] te [A] (hierna: de woning) aan zichzelf verkocht en doen

leveren. De leveringsakte is opgesteld en gepasseerd door de notaris. In die akte is onder

meer vermeld dat de koopsom is voldaan.

2.6

In een onderhandse akte van 9 april 2006, die ondertekend is, is onder meer het

volgende vermeld:

"SCHENKING

(...)

1. de heer [B] (...)

2. mevrouw [C] (...)

hierna samen te noemen: "schenker",

3. de heer [E] (...)

hierna te noemen: "begiftigde",

verklaren:

door schenker is aan begiftigde op zestien maart tweeduizend zes geschonken een bedrag groot zeven en negentig duizend vijfhonderd euro (f 97.500.00).

zulks middel directe kwijtschelding van de tegenprestatie welke de begiftigde verschuldigd is voor het op zestien maart tweeduizend zes aan hem geleverde onverdeelde helft in het perceel

[a-straat 1] te [A] , kadastraal bekend gemeente [A] (A). sectie A nummer [0000] .(...).

(...)

de begiftigde heeft voormelde schenking onder de daarbij gemaakte bedingen aanvaard."

Deze schenkingsakte is door de notaris opgesteld. De ondertekening ervan heeft niet in zijn

bijzijn plaatsgevonden.

2.7

[C] is overleden [in] 2007. [B] is overleden [in] 2009. De beide nalatenschappen worden hierna gezamenlijk aangeduid als "de onverdeeldheid".

2.8

Op 29 november 2011 heeft de Kamer van Toezicht over de notarissen en

kandidaat-notarissen te Groningen in een door [appellant1] en [appellant2] aanhangig gemaakte klachtprocedure inzake het gebruik maken van de volmacht bij het passeren van de akte van levering, de notaris de maatregel van een berisping opgelegd. Volgens de Kamer van Toezicht heeft de notaris

"door zich enkel te laten leiden door de verlangens van de gevolmachtigde en gebruik te maken van de algemene volmacht [...] gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van alle (direct of indirect) betrokkenen behoorde te betrachten."

Tegen deze uitspraak is geen beroep ingesteld.

2.9

Bij brief van 2 september 2013 hebben [appellanten] c.s. de notaris aansprakelijk gesteld

voor alle geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de leveringsakte van

16 maart 2006 en de onderhandse schenkingsakte van 9 april 2006. De notaris heeft de

aansprakelijkstelling doorgeleid naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Partijen

zijn niet tot een minnelijke regeling gekomen.

2.10

In een tussen [appellant1] en [appellant2] jegens [E] bij de rechtbank aanhangig

gemaakte procedure met zaak-/rolnummer 1 13301 / HA ZA 11-499, hebben zij - kort

gezegd en voor zover hier van belang - nietigverklaring, althans vernietiging van de verkoop

en levering door erflaters aan [E] van de onverdeelde helft in de eigendom van de

woning gevorderd, en ook van de door erflaters aan [E] gedane schenking van de

koopsom ter zake. In het eindvonnis van 26 juni 2013 heeft de rechtbank de verkoop en

de levering van de onverdeelde helft van de woning op 16 maart 2006 door [E] als

gevolmachtigde van erflaters aan zichzelf nietig verklaard. Het anders of meer gevorderde is

afgewezen. Tegen het vonnis van 26 juni 2013 is geen rechtsmiddel aangewend en dit is in kracht van gewijsde gegaan.

2.11

In een tussen [appellant1] en [appellant2] jegens [E] bij de rechtbank aanhangig

gemaakte procedure met zaak-/rolnummer C/17/131966 HA ZA 14-29, hebben zij - kort

gezegd en voor zover hier van belang - een verklaring voor recht gevorderd dat de schenking, bedoeld in de schenkingsakte van 9 april 2006, elke rechtsgrond ontbeert en dientengevolge nietig is. In het eindvonnis van 7 januari 2015 heeft de rechtbank de vordering van [appellant1] en [appellant2] afgewezen wegens het gezag van gewijsde van het in de voorgaande procedure gewezen vonnis van 26 juni 2013.

2.12

Van dat vonnis is hoger beroep ingesteld. Aan dat hoger beroep (en een ook in hoger beroep aanhangige, andere, procedure tussen [appellant1-a] en de erven) is een einde gekomen doordat partijen op 21 maart 2018 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Partijen hebben toen, voor zover van belang, afgesproken dat de kwijtschelding van de koopsom van € 97.500,- geen effect sorteert en dat de nalatenschappen van de beide erflaters mede op basis daarvan worden afgewikkeld.

2.13

De notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft op 21 april 2015 in hoger beroep in een tweede tuchtprocedure, nu over het optreden van de notaris in verband met de schenkingsakte van 9 april 2006, overwogen:

"(…) Daarbij past naar het oordeel van het hof - ook al is sprake van een onderhandse akte - een actievere handelwijze dan hierboven staat beschreven, temeer gelet op de inhoud van de akte. De notaris had vóór het opstellen van de desbetreffende akte persoonlijk met de - al op hoge leeftijd zijnde - grootouders hun wensen moeten bespreken en zich tegelijkertijd ervan dienen te vergewissen of zij in staat waren hun wil te bepalen en zo ja, of de inhoud van de onderhandse schenkingsakte overeenkomstig hun wil was. De notaris heeft, door dit alles na te laten en vervolgens de onderhandse schenkingsakte buiten zijn aanwezigheid te laten ondertekenen niet de nodige zorgvuldigheid in acht genomen (…)."

2.14

Univé is de rechtsbijstandsverzekeraar van [appellant1] en/of [appellant2] .

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

Appellanten hebben als oorspronkelijk eisers de notaris gedagvaard en, na vermindering van eis, gevorderd betaling van:

- primair € 93.177,29 (schenkingsovereenkomst) en € 25.690,84 (schade Univé);

- subsidiair € 31.989,97 (namelijk 44.427,29 minus eisvermindering ad € 12.437,32) als schade van [appellant1] en [appellant2] en € 25.690,84 (schade Univé).

Als grondslag is gesteld dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld door een akte van levering te passeren waarbij [E] optrad voor zichzelf én in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van erflaters. Ook is gesteld dat van onrechtmatig handelen sprake is doordat de notaris zijn medewerking heeft verleend aan het opstellen van een schenkingsovereenkomst waarbij [E] de koopsom van de halve woning kreeg...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT