Uitspraak Nº 200.177.738/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2018-02-27

ECLIECLI:NL:GHARL:2018:1921
Docket Number200.177.738/01
Date27 Febrero 2018
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.177.738

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, 3643123)

arrest van 27 februari 2018

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen:

[geïntimeerde]

wonende te [A] , gemeente Ferwerderadiel,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden op 11 augustus 2015 heeft gewezen, met dien verstande dat de onder het procesverloop genoemde akte uitlating producties aan de zijde van Dexia geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 17 september 2015,

- de memorie van grieven (met producties),

- de memorie van antwoord (met producties).

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten
3.1

Tussen Dexia (rechtsopvolgster van (onder meer) Bank Labouchere N.V.) en [geïntimeerde] is op of omstreeks 23 april 2001 een effectenleaseovereenkomst gesloten genaamd "Overwaarde Effect met Herbelegging Vooruitbetaling", met contractnummer [00000] (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 180 maanden (15 jaar). De totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 93.933,- bestaande uit een hoofdsom van € 44.672,65 en een rentesom van € 49.260,35. Onderaan de overeenkomst is naast de handtekening van de lessee vermeld “Adviseur: ATP00828 Spaar Select B.V.” en een stempel met de tekst “Spaar Select Leeuwarden”.

3.2

In een brief van 25 juli 2005 aan Dexia heeft de echtgenote van [geïntimeerde] , mevrouw [B] bericht dat zij de overeenkomst vernietigt op grond van de artikelen 1:88 lid 1 sub d en 89 BW wegens het ontbreken van haar toestemming. Op dezelfde dag heeft Leaseproces in een brief aan Dexia namens [geïntimeerde] bericht dat hij de overeenkomst vernietigt, althans ontbindt, dan wel opzegt en Dexia gesommeerd binnen twee weken alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente terug te betalen, alsmede BKR te Tiel te berichten over de nietigheid van de overeenkomst.

3.3

Omstreeks 3 oktober 2006 heeft Dexia aan [geïntimeerde] bericht dat de overeenkomst wordt beëindigd vanwege een betalingsachterstand. Rekening houdend met de begin- en eindkoers en na aftrek van kosten en het restant van de hoofdsom, eindigt de overeenkomst volgens Dexia met een positief aan [geïntimeerde] uit te keren saldo van € 6.270,17.

3.4

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogenaamde "Duisenberg-regeling" voor aandelenleaseproducten verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade. [geïntimeerde] geeft door middel van een "opt-out"-verklaring aan niet aan deze regeling gebonden te willen zijn.

3.5

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2815) een oordeel gegeven over de rechtsregels en beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige. Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983) de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogenaamde “hofmodel”. In zijn arrest van 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.

3.6

Bij brieven van 23 en 24 januari 2012 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.

3.7

De gemachtigde van Dexia heeft op 14 augustus 2014 [geïntimeerde] schriftelijk benaderd met de bedoeling om samen met [geïntimeerde] te bepalen of en in hoeverre hij nog in aanmerking zou kunnen komen voor een schadevergoeding. Op of omstreeks 26 september 2014 heeft de gemachtigde van Dexia [geïntimeerde] telefonisch benaderd, waarbij [geïntimeerde] heeft aangegeven geen medewerking te willen verlenen. Vervolgens heeft de gemachtigde van Dexia [geïntimeerde] een brief (met datum 29 september 2014) gestuurd, waarbij [geïntimeerde] de mogelijkheid is geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon hij de bijgevoegde "waiver" ondertekenen en retourneren. [geïntimeerde] heeft niet op deze brief gereageerd.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1

Dexia heeft in eerste aanleg na eiswijziging samengevat gevorderd een verklaring voor recht dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [geïntimeerde] gesloten overeenkomst verschuldigd is een bedrag van € 17.543,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. Dexia heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij een bedrag van € 6.270,17 verschuldigd is op grond van de (positieve) eindafrekening uit 2006 en daarnaast - met toepassing van het hofmodel - ook 2/3 deel van de schade bestaande uit de netto-inleg van [geïntimeerde] vanwege de aanwezigheid van een onaanvaardbare financiële last. Op grond hiervan is zij in hoofdsom een bedrag van € 12.519,71 verschuldigd en een rentesom van € 5.024,22, gerekend over de periode vanaf datum eindafrekening (3 oktober 2006) tot en met datum conclusie van repliek (31 maart 2015). In totaal derhalve € 17.543,93. Dexia betoogt niet méér verschuldigd te zijn dan voortvloeit uit het hofmodel, vermeerderd met rente vanaf 3 oktober 2006.

4.2

De kantonrechter heeft de vorderingen van Dexia afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

inhoud grieven

5.1

Dexia voert tegen de beslissing van de kantonrechter twee grieven aan. Met haar eerste grief betoogt zij dat de kantonrechter ten onrechte heeft geweigerd een inhoudelijk oordeel te vellen over het geschil tussen Dexia en [geïntimeerde] . De tweede grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] zijn vordering tijdig zou hebben gestuit. De grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.

5.2

Voorafgaand aan de inhoudelijke grieven klaagt Dexia dat de kantonrechter in het bestreden vonnis ten onrechte in het procesverloop heeft opgenomen dat Dexia na de conclusie van dupliek aan de zijde van [geïntimeerde] een akte uitlating producties zou hebben genomen. Die klacht is terecht, nu uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT