Uitspraak Nº 200.177.635. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2016-10-25

ECLIECLI:NL:GHARL:2016:8596
Docket Number200.177.635
Date25 Octubre 2016
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummers gerechtshof 200.177.635 en 200.170.788

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 348182)

arrest van 25 oktober 2016

in de zaak met zaaknummer 200.177.635 van

de vennootschap naar Duits recht
Eurofactor GMBH, voorheen Eurofactor AG,

gevestigd te München, Duitsland,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Eurofactor,

advocaat: mr. P.W. Tubbergen,

tegen:

[geïntimeerde 1] ,

wonende te [plaatsnaam] , [gemeente] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde 1] ,

advocaat: mr. F.S. Cuperus.

en

in de zaak met zaaknummer 200.170.788 van

de vennootschap naar Duits recht
Eurofactor GMBH, voorheen Eurofactor AG,

gevestigd te München, Duitsland,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Eurofactor,

advocaat: mr. P.W. Tubbergen,

tegen:

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
5 Vliet B.V.,
gevestigd te Den Helder,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: 5 Vliet,
niet verschenen,

2. [geïntimeerde 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. F.S. Cuperus,

3. [geïntimeerde 3],
wonende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde 3] ,
advocaat: mr. F.S. Cuperus.

1 Het (verdere) verloop van de gedingen in hoger beroep
1.1

Het verloop van de procedure in de zaak 200.170.788 blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 mei 2015,

- het op 16 juni 2015 tegen 5 Vliet verleende verstek;

- de memorie van grieven met producties.

1.2

Het verdere verloop van de gedingen na het arrest in het voegingsincident van 24 november 2015 blijkt uit:

in de zaak 200.177.635

-de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis;

- het op 1 december 2015 gezuiverde verstek;

in beide zaken

- de memories van antwoord tevens inhoudende incidenteel appel;

- de memories van antwoord in incidenteel appel.

1.3

Vervolgens heeft Eurofactor de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank in het vonnis van 10 december 2014 onder 2.1 tot en met 2.16 en 2.20 heeft vastgesteld.

3 De (verdere) motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1

Tussen Eurofactor en The 5 Uitzendburo B.V. (hierna: The 5 Uitzendburo), later geheten SMA Dienstverlening B.V., is een factoringovereenkomst gesloten. Kern van die overeenkomst was dat Eurofactor The 5 Uitzendburo bevoorschotte tegen een pandrecht op vorderingen van The 5 Uitzendburo op haar opdrachtgevers/klanten, waarbij de limiet van de te bevoorschotten som was gesteld op een percentage van de som van de in pand gegeven vorderingen. Begin 2013 heeft Eurofactor de bevoorschotting gestaakt omdat zij werd geconfronteerd met langdurige overschrijdingen van de financieringslimiet en oninbaarheid van vorderingen. Uit de aan Eurofactor verstrekte gegevens uit de administratie van The 5 Uitzendburo kwam naar voren dat de verpande facturenportefeuille eind januari 2013 een som vertegenwoordigde van € 1.389.464,52. Op 31 januari 2013 heeft The 5 Uitzendburo aan Eurofactor laten weten dat de portefeuille niet meer bedroeg dan de som van € 540.014. Het verschil werd verklaard door creditnota’s die The 5 Uitzendburo aan opdrachtgevers/klanten had verstrekt. De vordering uit hoofde van bevoorschotting van Eurofactor op The 5 Uitzendburo bedroeg op 30 januari 2013 in hoofdsom € 489.857,34. Eurofactor heeft het incassobeheer van de aan haar verpande vorderingen zelf ter hand genomen en heeft de factoringovereenkomst opgezegd en later ontbonden. The 5 Uitzendbureau heeft haar werkzaamheden niet meer hervat en is op 17 december 2013 failliet verklaard. Eurofactor heeft in deze procedure onder meer [geïntimeerde 1] , 5 Vliet, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij door deze gang van zaken heeft geleden. Zij heeft gesteld dat zij onder valse voorwendselen is bewogen geld te lenen aan The 5 Uitzendburo tegen verpanding van later grotendeels vals gebleken facturen. Zij heeft gevorderd dat [geïntimeerde 1] , 5 Vliet, [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en vijf anderen hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 489.857,34 met rente en kosten.

3.2

De rechtbank heeft in het vonnis van 18 maart 2015, voor zover hier van belang,

de vordering op [geïntimeerde 2] toegewezen tot een bedrag van € 180.848,94 en de vordering op [geïntimeerde 3] tot een bedrag van € 15.000, beide bedragen vermeerderd met rente, de proceskosten tussen Eurofactor en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] gecompenseerd, en de overige vorderingen op [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] afgewezen. De rechtbank heeft de vordering tegen 5 Vliet geheel afgewezen en Eurofactor veroordeeld in de proceskosten van 5 Vliet.

Met betrekking tot [geïntimeerde 1] heeft de rechtbank in dat vonnis Eurofactor opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde 1] het beleid van The 5 Uitzendburo feitelijk (mede) heeft bepaald als ware hij (mede)bestuurder. Na de bewijsvoering heeft de rechtbank in het vonnis van 2 september 2015 de vordering op [geïntimeerde 1] toegewezen tot een bedrag van € 165.848,94 met rente, de proceskosten gecompenseerd, de nakosten toegewezen en de vorderingen jegens [geïntimeerde 1] voor het overige afgewezen.

3.3

In principaal hoger beroep komt Eurofactor in zaak 200.170.788 met vier grieven op tegen de beslissingen die de rechtbank in de vonnissen van 2 oktober 2013, 10 december 2014 en 18 maart 2015 ten aanzien van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en 5 Vliet heeft genomen. Eurofactor vordert vernietiging van die vonnissen voor zover haar vorderingen in eerste aanleg niet volledig zijn toegewezen, met dien verstande dat zij in hoger beroep (subsidiair) de wettelijke handelsrente vanaf 20 februari 2013 over het (resterende) verschuldigde bedrag vordert in plaats van de wettelijke rente. Tevens vordert Eurofactor veroordeling van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en 5 Vliet in de proceskosten van beide instanties.

In incidenteel hoger beroep komen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] met twee grieven op tegen de vonnissen van 2 oktober 2013 en 10 december 2014 en tegen het vonnis van 18 maart 2015, waarin zij zijn veroordeeld om respectievelijk € 180.848,94 en € 15.000 telkens met rente aan Eurofactor te betalen.

3.4

In zaak 200.177.635 tussen Eurofactor en [geïntimeerde 1] komt Eurofactor in het principaal hoger beroep eveneens met vier grieven op tegen de beslissingen van de rechtbank in de vonnissen van 2 oktober 2013, 10 december 2014, 18 maart 2015 en 2 september 2015. Eurofactor vordert in hoger beroep – na eiswijziging – primair de vonnissen te vernietigen voor zover haar vorderingen in eerste aanleg niet volledig zijn toegewezen. Ook hier heeft Eurofactor vermeerdering met de wettelijke handelsrente gevorderd in plaats van de wettelijke rente. Subsidiair vordert Eurofactor een verklaring voor recht dat [geïntimeerde 1] op grond van onrechtmatige daad c.q. onbehoorlijk bestuur aansprakelijk is voor door Eurofactor geleden schade als gevolg van het tekortschieten van de failliete vennootschap, The 5 Uitzendburo B.V., in de nakoming van de factoringovereenkomst, alsmede veroordeling van [geïntimeerde 1] tot vergoeding van de door Eurofactor geleden schade voor zover uitgaande boven het reeds toegewezen bedrag, nader op te maken bij staat. Tevens vordert Eurofactor veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten van beide instanties.

[geïntimeerde 1] komt in incidenteel hoger beroep met één grief op tegen de vonnissen van 2 oktober 2013, 10 december 2014 en 2 september 2015 en vordert vernietiging voor zover in het vonnis is bepaald dat [geïntimeerde 1] als feitelijk leidinggevende is aan te merken en dat [geïntimeerde 1] als gevolg daarvan wordt veroordeeld tot betaling van € 165.848,94 met rente en verzoekt het hof te bepalen dat [geïntimeerde 1] niet als feitelijk leidinggevende is aan te merken en ten gevolge hiervan Eurofactor niet-ontvankelijk te verklaren of haar vordering af te wijzen.

3.5

Voordat de grieven worden besproken, overweegt het hof het volgende. Uit de inleidende dagvaarding van 28 juni 2013 en de akte overlegging producties tevens houdende rectificatie in verband met gewijzigde partijnaam van 23 april 2014 van Eurofactor volgt dat Eurofactor eerst in Brussel (België) en later in München (Duitsland) was/is gevestigd. Eurofactor heeft alle gedaagden (gevestigd dan wel woonachtig in Nederland) opgeroepen voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Het geschil betreft een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de (voor rechtsvorderingen die voor vóór 10 januari 2015 zijn ingesteld geldende) EEX-verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000, PbEG L12, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). Ingevolge artikel 2 lid 1 EEX-Verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.

Alle partijen hebben geprocedeerd op basis van Nederlands recht, zodat ook het hof zal uitgaan van de toepasselijkheid van (intern) Nederlands recht.

In de zaak 200.177.635 (Eurofactor/ [geïntimeerde 1] )

- feitelijk leidinggevende

3.6

Met de grief in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT