Uitspraak Nº 200.178.528/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-03-21

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:2422
Date21 Marzo 2017
Docket Number200.178.528/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.178.528/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2896254 / CV EXPL 14-1502)

arrest van 21 maart 2017

in de zaak van

1 [appellant] ,

wonende te [A] ,

hierna: [appellant],

2. [appellante] ,

wonende te [A] ,

hierna: [appellante],

appellanten,

in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,

hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,

advocaat: mr. M. Mos, kantoorhoudend te Nieuwegein, die ook heeft gepleit,

tegen

[geïntimeerde] Beheer B.V.,

gevestigd te [A] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,

hierna: [geïntimeerde] B.V.,

advocaat: mr. M. Dijsselhof, kantoorhoudend te Assen, die ook heeft gepleit.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 1 juli 2014, 14 april 2015 en 7 juli 2015 die de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de appeldagvaarding van 2 oktober 2015

  • -

    de memorie van grieven met producties

  • -

    de memorie van antwoord

  • -

    het formulier H12 houdende de inbreng door [appellant] van productie 14

  • -

    het (proces verbaal van) pleidooi en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s.

2.2

Vervolgens hebben partijen gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.

2.3.

De eis in hoger beroep luidt:
I. Het door de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2015 en 7 juli 2015 tussen [appellanten] c.s. als eisers in conventie, tevens gedaagden in reconventie, en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie gewezen vonnis met zaaknummer 2896254 \CV EXPL 14-1502 te vernietigen;
II. Opnieuw rechtdoende, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. in conventie [geïntimeerde] te veroordelen aan [appellanten] c.s. bij wijze van voorschot te betalen een bedrag ad € 350.000,-, dan wel een bedrag door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen;
2. in reconventie primair [geïntimeerde] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans haar deze te ontzeggen;
3. in reconventie subsidiair, uitsluitend voor het geval de vordering van [geïntimeerde] om de datum vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen, wordt toegewezen, aan [appellanten] c.s. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten toe te kennen van € 150.000,- dan wel een door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen vergoeding, alsmede - voor zover het hier onder 1. door [appellanten] c.s. gevorderde voorschot niet wordt toegekend - aan deze toewijzing de voorwaarde te verbinden dat [geïntimeerde] zekerheid stelt tot een bedrag van € 350.000,- dan wel een door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen vergoeding, zulks zonder dit arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat [geïntimeerde] zekerheid stelt tot een bedrag van € 350.000,-, althans tot een door het Gerechtshof te bepalen bedrag, en om de termijn voor de gevorderde ontruiming vast te stellen op twee jaar na de datum waarop in deze vonnis is gewezen, dan wel een door het Gerechtshof in goede justitie vast te stellen termijn;
4. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,-- zonder betekening, en verhoogd met € 68,- - in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen nadagtekening van het arrest, en — voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3 De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de feiten zoals in het tussenvonnis van 14 april 2015 vermeld in de rechtsoverwegingen 2.2 t/m 2.7. Aangevuld met andere feiten die in hoger beroep vast staan, komen de feiten, voor zover van belang, neer op het volgende.

3.1

[geïntimeerde] B.V. is eigenaar van de onroerende zaken staande en gelegen aan de [a-straat] 2c te [A] , hierna de noemen: de bedrijfsruimte. Enig aandeelhouder van [geïntimeerde] B.V. is [geïntimeerde] . Tot 30 maart 1999 exploiteerde [geïntimeerde] als eenmanszaak in de bedrijfsruimte een horecaonderneming, te weten een pannenkoekenrestaurant, genaamd Restaurant Pannenkoekenboerderij [B] . Om fiscale redenen heeft [geïntimeerde] diens in de bedrijfsruimte geëxploiteerde onderneming in 1999 ondergebracht in ’t Maotie B.V. Enig aandeelhouder van ‘t Maotie B.V. is [geïntimeerde] B.V.

3.2

Op of omstreeks 1 september 2004 hebben [appellanten] c.s. de activiteiten en de inventaris van het pannenkoekenrestaurant [B] overgenomen. Per die datum zijn [appellanten] c.s. de bedrijfsruimte van [geïntimeerde] B.V. gaan huren. Daartoe is een schriftelijke huurovereenkomst gesloten, allereerst voor de termijn van vijf jaar tot 1 september 2009. Deze overeenkomst is verlengd met vijf jaar tot 1 september 2014. De huurprijs bedroeg bij aanvang € 99.999,97 exclusief BTW per jaar, ofwel € 8.333,33 per maand. Na indexering bedroeg de huurprijs in 2014 € 119.000,00 exclusief BTW per jaar.

3.3

In maart 2013 heeft AWHoreca Makelaars in opdracht van [appellanten] c.s. de economische huurwaarde van de bedrijfsruimte onderzocht en getaxeerd op € 64.000,- per jaar.

3.4

Bij brief van 10 juli 2013 heeft [geïntimeerde] B.V. aan [appellanten] c.s. een brief gezonden waarin [geïntimeerde] B.V. de huurovereenkomst per 1 september 2014 heeft opgezegd. Aan de opzegging is ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] B.V., dan wel de heer [geïntimeerde] het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en het daarvoor dringend nodig heeft. [appellanten] c.s. hebben niet ingestemd met de beëindiging van de huur.

3.5

Op verzoek van [appellanten] c.s. heeft de rechtbank Noord-Nederland bij beschikking van 31 juli 2013 een deskundige benoemd teneinde met in achtneming van artikel 7:303 lid 2 BW een advies uit te brengen omtrent de nadere huurprijs van de bedrijfsruimte. Deze heeft op 19 december 2013 een advies uitgebracht, inhoudende dat de huurprijs is te waarderen op € 67.500,- excl. BTW per jaar en voor de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT