Uitspraak Nº 200.179.501/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-05-09

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:4003
Date09 Mayo 2017
Docket Number200.179.501/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.179.501/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/153938/ FA RK 15-223)

beschikking van 9 mei 2017

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. P.J. Jans te Groningen,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J.G. Besling te Assen.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 4 augustus 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 29 oktober 2015;

- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);

- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Jans van 3 december 2015 met productie(s);

- een journaalbericht namens mr. Besling van 8 januari 2016 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Besling van 26 april 2016 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Jans van 29 april 2016 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De vaststaande feiten
3.1

Het huwelijk van partijen is [in] 2010 ontbonden door echtscheiding.

3.2

Bij beschikking van 6 september 2011, in hoger beroep bekrachtigd op 14 augustus 2012, heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van - kort gezegd - 16 november 2010 als uitkering tot levensonderhoud van de vrouw € 1.500,- bruto per maand zal voldoen. Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt deze bijdrage met ingang van 1 januari 2015 afgerond € 1.586,- bruto per maand.

3.3

Bij beschikking van 1 juli 2014 heeft de rechtbank een eerder verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie per 6 september 2011, ingediend op 22 oktober 2013, afgewezen.

4 De omvang van het geschil
4.1

In geschil is de uitkering in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (hierna ook: partneralimentatie). De rechtbank heeft in de bestreden beschikking - onder wijziging van genoemde beschikking van 6 september 2011 - die bijdrage met ingang van 19 maart 2015 op nihil bepaald.

4.2

De man is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 augustus 2015. Deze grief ziet op zijn draagkracht vanaf 6 september 2011. De man verzoekt de partneralimentatie met terugwerkende kracht vanaf 6 september 2011 op nihil te stellen.

4.3

De vrouw is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. Deze grief ziet op de draagkracht van de man per 19 maart 2015. De vrouw verzoekt (zo begrijpt het hof:) de beschikking van de rechtbank te vernietigen voorzover daarbij de partneralimentatie per 19 maart 2015 op nihil is bepaald en het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie alsnog af te wijzen.

4.4

Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

4.5

Nadat de bestreden beschikking is gegeven zijn de financiële omstandigheden gewijzigd. Het hof zal deze gewijzigde omstandigheden mede aan zijn beslissing ten grondslag leggen.

5 De motivering van de beslissing

De draagkracht van de man (vanaf 16 september 2011)

5.1

Uit de stukken blijkt dat de vrouw tijdens de door haar op 30 augustus 2010 geëntameerde echtscheidingsprocedure het (toen ook al gestelde) gebrek aan draagkracht van de man van meet af aan en bij herhaling gemotiveerd in twijfel heeft getrokken, in het bijzonder wat betreft zijn inkomens- en vermogenspositie. Zo blijkt uit een in die procedure door de vrouw ingediende akte van 30 november 2010 dat zij destijds al van mening was dat de man nadere financiële gegevens, te weten - voor zover hier van belang - een overzicht van zijn huizen in Duitsland, kadastrale gegevens van de in zijn eigendom zijnde huizen op de Nederlandse Antillen en - indien van toepassing - een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel op Curaçao diende te overleggen.

5.2

Steeds onder aanhouding van de beslissing tot vaststelling van de partneralimentatie heeft de rechtbank partijen vervolgens bij tussenbeschikkingen van 18 januari 2011, 8 maart 2011 en 10 mei 2011 telkens opgedragen nadere (financiële) gegevens over te leggen. De man heeft daar slechts mondjesmaat gehoor aan gegeven. Bij beschikking van 6 september 2011 heeft de rechtbank daarom overwogen dat de man had nagelaten volledig inzicht te geven in zijn financiële positie en zijn draagkracht, rekening houdend met het fiscale regime dat in Duitsland voor hem gold. Ook was er nog steeds onduidelijkheid over het vermogen van de man en het inkomen daaruit, onder andere in Duitsland en op de Nederlandse Antillen, aldus de rechtbank op 6 september 2011. De rechtbank heeft destijds geoordeeld dat nu de man geen algehele duidelijkheid had verschaft over zijn financiële positie dit voor zijn rekening diende te komen. Daarom is de door de man te betalen bijdrage op 6 september 2011 conform de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.500,- bruto...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT