Uitspraak Nº 200.183.350_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2016-05-10

ECLIECLI:NL:GHSHE:2016:1844
Date10 Mayo 2016
Docket Number200.183.350_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.183.350/01

arrest van 10 mei 2016

in de zaak van

1 [appellant] , en

2. [appellante] ,

beide wonende te [woonplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. J.B.J.G.M. Schyns te Venlo,

tegen

Stichting Wonen Limburg,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. H.J. Heynen te Venlo,

op het bij exploot van dagvaarding van 29 december 2015 en het herstelexploot van 4 januari 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 september 2015, gewezen tussen appellanten als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en geïntimeerde als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/192039 / HA ZA 14-309)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het vonnis in het incident van 17 september 2014.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Appellanten hebben bij voormeld exploot geïntimeerde opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 januari 2016.
Bij exploot van 4 januari 2016 hebben appellanten geïntimeerde aangezegd dat voormeld exploot lijdt aan een gebrek dat nietigheid met zich brengt, doordat het hof op de datum waartegen gedagvaard is geen zitting houdt en dat appellanten het gebrek in voornoemd exploot herstellen door de uitdrukkelijke vermelding dat het exploot aldus gelezen dient te worden, dat geïntimeerde is opgeroepen om op 12 januari 2016 te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof, onder handhaving van het exploot van dagvaarding voor het overige.

2.2.

Appellanten hebben de zaak aangebracht ter rolzitting van 12 januari 2016. Appellanten en geïntimeerde zijn bij advocaat op de rol verschenen.

2.3.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na aanbrengen, derhalve uiterlijk op 9 februari 2016, te voldoen. Geconstateerd is dat appellanten het griffierecht niet (tijdig) hebben voldaan.

2.4.

Op de rol van 8 maart 2016 zijn appellanten in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de toepassing van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Appellant heeft een akte genomen.
Geïntimeerde heeft bij akte laten weten geen incidenteel appel in te willen stellen.

2.5.

Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen.

3 De motivering
3.1.

Op grond van artikel 3 lid 1 jo. lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en artikel 353 jo. 127a Rv dient...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT