Uitspraak Nº 200.184.680_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-08-22

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:3672
Docket Number200.184.680_01
Date22 Agosto 2017
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.184.680/01

arrest van 22 augustus 2017

in de zaak van

[B.V.] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [appellante] ,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. A. Willemsen te Harderwijk,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 juni 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 4136424/417 15-4113 gewezen vonnis van 5 november 2015.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 28 juni 2016 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2016 met daaraan gehecht de pleitaantekeningen van de advocaten van beide partijen ten behoeve van de comparitie;

  • -

    de akte na comparitie in principaal/incidenteel hoger beroep van [appellante] met producties 10, 11a, 11b, 12a, 12b en 13;

  • -

    de antwoordakte na comparitie in principaal/incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] met producties 23 t/m 30.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

[geïntimeerde] heeft in haar antwoordakte na comparitie bezwaar gemaakt tegen de akte na comparitie en de daarbij behorende producties van [appellante] omdat laatstgenoemde akte met producties volgens haar tardief is en daarom buiten beschouwing gelaten moet worden. Het hof verwerpt dit bezwaar. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord in principaal appel cijfers overgelegd (prod. 21). De raadsheer-commissaris heeft [appellante] toegestaan om daar met een akte met producties op te reageren, zoals blijkt uit het proces-verbaal van comparitie. Dit is in overeenstemming met een behoorlijke procesorde, temeer nu [geïntimeerde] daar op haar beurt bij antwoordakte op heeft kunnen reageren.

6 De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

6.1

De feiten

De door de kantonrechter in hoofdstuk 2 van het vonnis waarvan beroep vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet betwist, zodat ook het hof van deze feiten, voor zover nodig aangevuld en aangepast door het hof, over zal gaan. De feiten luiden als volgt.

a. [geïntimeerde] is op 1 november 2013 in dienst getreden van [appellante] in de functie van Director B2B (Business to Business), aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en met ingang van 1 mei 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 13.889,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en variabele beloning. [geïntimeerde] is thans 53 jaar oud.

b. In de arbeidsovereenkomst staat voor zover van belang, het volgende:

Art. 5. Functiecontract en verhouding tot CAO en [appellante] -concernregelingen

1. Deze overeenkomst betreft een zogeheten functiecontract als bedoeld in de CAO Productie- en Leveringsbedrjjven (PLb). Op deze overeenkomst zijn de volgende hoofdstukken c.q. artikelen van de CAO Productie- en Leveringsbedrijven (PLb) van toepassing: hoofdstuk 1 t/m 3, artikel 4.9 Jubileumgratificatie, artikel 5.9 Werken op zon- en feestdagen, hoofdstuk 10 Buitengewoon verlof, hoofdstuk 12 Verhuiskosten, artikel 13.3 Opbouw van het Benefitbudget, hoofdstuk 15 t/m 20. De overige hoofdstukken c.q. artikelen van de CAO Productie- en Leveringsbedrijven (PLb) blijven buiten toepassing en worden vervangen door de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen. (…)”

Art. 6. Salaris en variabele beloning

(…)

2. Naast het vaste jaarsalaris kan de werkgever jaarlijks een bruto Target Bonus (variabele beloning) toekennen. De Target Bonus voor werknemer bedraagt € 50.000,00 bruto. De toekenning en (bepaling van de) hoogte van de Target Bonus is overeenkomstig het daarvoor van tijd tot tijd geldende beleid en is thans afhankelijk van het bedrijfsresultaat (collectieve deel) en de persoonlijke prestatie (individuele deel) van werknemer, zulks ter beoordeling van werkgever. De werkgever heeft de bevoegdheid de variabele beloning en/of het in dat kader geldende beleid eenzijdig te wijzigen.

(…)

Deze Target Bonus wordt alleen uitgekeerd als: • de werknemer op 31 december van het betreffende bonusjaar nog in dienst is en tot 31 december van het betreffende bonusjaar het dienstverband niet heeft opgezegd; • geen schorsing van toepassing is (geweest); • de werknemer gedurende het bonusjaar niet voor een periode van in totaal vier maanden of langer arbeidsongeschikt is geweest; • de werkgever tot het moment van toekenning van de Target Bonus het dienstverband niet heeft opgezegd in verband met een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW of niet

streeft naar ontbinding van het dienstverband in verband met een gewichtige reden in de zin van artikel 7:685 BW voor zover terug te voeren op een dringende reden, in de zin van artikel 7:685.

In geval van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en andere vormen van non-activiteit (bijv. levensloop, periode van onbetaald verlof, e.d.) tijdens het bonusjaar wordt de Target Bonus, in afwijking van het voorgaande, naar rato berekend en uitbetaald, indien en voor zover redelijkerwijze sprake is van een proportionele realisatie van de doelstelling.”

c. In de cao PLb staat, voor zover van belang, het navolgende:

“Hoofdstuk 1. Over deze cao (algemene bepalingen)

Art. 1.2. Werkingssfeer

1. Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever (…) en de in zijn dienst zijnde werknemers.

Art. 1.6. Begripsbepalingen

In de cao PLb wordt verstaan onder:

(…)

Werknemer Alle personen in dienst van de werkgever met uitzondering van:

- leden van raden van bestuur en directieleden (met inbegrip van bedrijfs-, staf-, en adjunct-directeuren) (…)

(…)

Hoofdstuk 2

Rechten en verplichtingen van werkgevers en werknemers (gedragsregels)

Artikel 2.6.

Naleving te goeder trouw

1. De werkgever zal geen werknemers in zijn dienst nemen onder voorwaarden die afwijken van hetgeen bepaald is in de cao PLb (…).

Hoofdstuk 3. De arbeidsovereenkomst

Artikel 3.3. Functiecontracten en arbeidsvoorwaarden hoger personeel

(…)

Arbeidsvoorwaarden

3. Op werknemers met een functiecontract zijn de hoofdstukken 1 t/m 3, 13 en 17 t/m 20 van de cao PLb onverkort van toepassing. De overige arbeidsvoorwaarden in de cao PLb en in de bedrijfs-cao zijn van toepassing tenzij deze worden vervangen door specifieke collectieve of individuele afspraken.

Hoofdstuk 18.

Aanvulling WW-uitkering bij werkloosheid als gevolg van reorganisatie

Art. 18.1. Algemeen

1. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigt omdat zijn functie vervalt als gevolg van een reorganisatie, bedrijfssluiting, of vermindering van werkzaamheden, dan heeft hij recht op een aanvulling op de loongerelateerde WW-uitkering.

(…)

Artikel 18.4. Hoogte van de aanvulling van de WW-uitkering.

1. Gedurende de eerste helft van de door UWV vastgestelde uitkeringsduur wordt de WW-uitkering aangevuld tot 90% van het laatst verdiende salaris. De tweede helft van die uitkeringsduur wordt de WW- uitkering aangevuld tot 80%. (…).

2. Bij de berekening van de aanvulling worden alle inkomsten (zoals salaris, WW – en ZW – uitkering) meegeteld.”

d. Als gevolg van een reorganisatie is de functie van [geïntimeerde] komen te vervallen.

e. Met ingang van 1 maart 2015 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden, onder toekenning van een vergoeding van € 43.000,-- bruto aan [geïntimeerde] .

In de beschikking d.d. 13 februari 2015 is, voor zover van belang, het navolgende overwogen:

“Partijen zijn verdeeld over de vraag of bij de vaststelling en toekenning van voornoemde vergoeding, rekening gehouden dient te worden met een eventuele loonsuppletie in de zin van hoofdstuk 18 van de cao PLb 2013.

[appellante] verzoekt de kantonrechter om die reden een ontbindingsvergoeding aan [geïntimeerde] toe te kennen onder de voorwaarde dat de ontbindingsvergoeding in mindering moet worden gebracht op een eventueel aan [geïntimeerde] toe te kennen vergoeding/suppletie voor beëindiging van haar dienstverband op grond van de regeling uit hoofdstuk 18 cao PLb 2013.

[geïntimeerde] verzoekt de kantonrechter geen rekening te houden met een eventuele suppletieregeling.

Ter zitting is duidelijk geworden dat de hoogte van de totale (eventuele) loonsuppletie afhangt van de lengte van de periode waarin [geïntimeerde] aanspraak zou kunnen maken op een werkloosheidsuitkering, van de duur van de feitelijke werkeloosheid en dat haar werkloosheidsuitkering gedurende de eerste helft van de uitkeringsperiode zal worden aangevuld tot 90% van haar salaris en gedurende de tweede helft tot 80% van haar salaris.

[appellante] heeft ter zitting echter niet inzichtelijk gemaakt gedurende welke periode [geïntimeerde] , bij voortdurende werkloosheid, in aanmerking zou kunnen komen voor een werkloosheidsuitkering. Voorts heeft [appellante] ter zitting aangegeven zich op het standpunt te stellen dat ook bestaande neveninkomsten gekort zullen worden op de suppletie.

Dit leidt tot de conclusie dat thans niet inzichtelijk is van welk maandelijks bedrag gedurende welke maximale periode dient te worden uitgegaan. De kantonrechter acht dat wel van belang aangezien ook in een situatie waarin aanspraak gemaakt kan worden op een loonsuppletie er aanleiding kan zijn om in een ontbindingsprocedure...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT