Uitspraak Nº 200.184.940/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2018-03-13

ECLIECLI:NL:GHARL:2018:2406
Date13 Marzo 2018
Docket Number200.184.940/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.184.940/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/381891 /HL ZA 14-341)

arrest van 13 maart 2018

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. R.P.J. Hendrikx, kantoorhoudend te Mijdrecht,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. L. Stam, kantoorhoudend te Vught.

Het hof neemt de inhoud van de tussenarresten van 31 januari 2017 en 10 oktober 2017 hier over.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Ingevolge het tussenarrest van 10 oktober 2017 heeft op 29 november 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Mr. Hendrikx heeft ter comparitie mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie. Het proces-verbaal van de comparitie, dat zich beperkt tot hetgeen ten aanzien van na te melden schikking is overeengekomen, bevindt zich in afschrift bij de stukken.

1.2

Namens [appellant] is ter voorbereiding van voornoemde comparitie aan het hof toegezonden een brief van 10 november 2017 met productie(s).

1.3

Namens [geïntimeerde] is ter voorbereiding van voornoemde comparitie aan het hof toegezonden:
- een journaalbericht van 13 november 2017 met als bijlage een akte overlegging producties;

- een journaalbericht van 14 november 2017 met als bijlage een akte overlegging producties.

1.4

Vervolgens is arrest gevraagd op het dossier dat in verband met de comparitie van partijen werd gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.

1.5

De vordering van [appellant] in de memorie van grieven luidt:
" Het Uw Gerechtshof moge behagen om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad,

(zaaknummer: C/16/381891 / HL ZA 14-341), door de rechtbank op 18 november 2015 tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres gewezen;

II. Te bekrachtigen hetgeen de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, afdeling familierecht, op 18 november 2015 onder zaaknummer /rolnummer: C/16/381891 /HL ZA 14-341 in het tussen partijen gewezen vonnis heeft bepaald onder punt 5.4 van het dictum;

III. Opnieuw rechtdoende de vorderingen van geïntimeerde primair alsnog af te wijzen en subsidiair de man - ingeval van toedeling van de woning aan de vrouw - een ruime termijn van ten minste drie maanden te gunnen, te rekenen vanaf betekening van het arrest;

En de vorderingen van appellant alsnog toe te wijzen inhoudende:

a. Geïntimeerde te veroordelen tot betaling van € 95.738,67 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2015;

b. Voor recht te verklaren dat de vrouw voor de helft draagplichtig is ten aanzien van de eigenaarslasten van de echtelijke woning.

IV. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."

1.6

Bij de memorie van antwoord is door [geïntimeerde] incidenteel geappelleerd met als conclusie:
" het uw Gerechtshof moge (naar het hof begrijpt) behagen om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland locatie Lelystad, zaaknummer:

C/16/381891 /HLZA14-341, te bekrachtigen;

2. opnieuw rechtdoende de vorderingen bij vermeerdering van eis door [appellant] allen af te wijzen;

3. de vorderingen van geïntimeerde bij vermeerdering van eis uitvoerbaar bij voorraad toe te wijzen, inhoudende:

4. Primair verzoekt [geïntimeerde] uw hof uit te gaan van de waardebepaling van makelaar Meijberg en
Subsidiair, ingeval uw hof van mening is, dat het recht op hoor en wederhoor is geschonden, de man de gelegenheid krijgt om zijn opmerkingen over dit rapport alsnog aan uw hof toe te zenden, waarna de vrouw de gelegenheid krijgt om te reageren en
meer subsidiair uw hof een deskundige benoemt, waarbij [appellant] de kosten draagt van deze deskundige en uitdrukkelijk de peildatum te weten januari 2016 dient te gelden, de datum waarop de taxateur makelaar Meijberg heeft getaxeerd;

5. dat [appellant] binnen 8 weken nadat het arrest is gewezen uit de woning dient te zijn vertrokken en bij gebreke waarvan de vrouw gerechtigd is tot ontruiming van de woning, desnoods met de hulp van politie en justitie;

6. [geïntimeerde] vermeerdert haar eis en vordert de helft van 80% van € 2.100 reële huuropbrengst per maand (conform berekening bodemprocedure) over de periode maart 2015 tot en met 15 maart 2016, (conform vonnis twee maanden na taxatie) in totaal € 10.500,- en vanaf 15 maart 2016 tot datum indiening van dit verweer het volledige huurbedrag van € 2.100,- in totaal 7 maanden is € 14.700,- en een bedrag van € 2.100 per maand vanaf 18 oktober 2016 tot aan datum levering van de woning aan [geïntimeerde] ;

7. vermeerdert [geïntimeerde] haar vordering met de helft van de opbrengst van de Robeco portefeuille waardoor de totale vordering die zij thans heeft op [appellant] gelijk is aan
€ 30.179,09 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum arrest."

2 De vaststaande feiten
2.1

[appellant] en [geïntimeerde] hebben van 1988 tot 2008 een affectieve relatie gehad. Zij hadden geen samenlevingscontract. [appellant] en [geïntimeerde] zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [a-straat 1] te [A] (hierna: de woning). Na beëindiging van de relatie heeft [appellant] in de eerste helft van 2008 de woning verlaten en is [geïntimeerde] (met de beide kinderen van partijen) in de woning blijven wonen. Nadat [geïntimeerde] een andere woning in [A] had gekocht en daar met de kinderen van partijen is gaan wonen, is [appellant] per 1 januari 2009 weer in de woning gaan wonen en woont daar tot op heden nog steeds.

2.2

Partijen zijn ter comparitie bij het hof op 29 november 2017 overeengekomen dat de woning aan een derde zal worden verkocht en dat de netto opbrengst gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld. Dit wordt vorm gegeven doordat partijen een notaris verbonden aan RijksBredius Netwerk Notarissen te Bussum met ingang van 1 december 2017 onherroepelijke volmacht hebben geven om al datgene te doen wat nodig is om de woning tegen een marktconforme prijs te verkopen en te leveren. Onder deze volmacht valt onder meer de bevoegdheid om een verkopende makelaar aan te wijzen, in overleg met de makelaar de vraagprijs te bepalen, en alle door de gevolmachtigde aangewezen verkoopbevorderende activiteiten te verrichten. Ook valt onder deze volmacht de bevoegdheid om de termijn te bepalen waarop [appellant] , nadat de voorlopige koopovereenkomst tot stand zal zijn gekomen, de woning zal ontruimen, met dien verstande dat [appellant] niet gehouden zal zijn de woning binnen vier weken nadien te ontruimen en dat deze termijn niet langer zal zijn dan tien weken. Partijen zijn voorts overeengekomen dat de laatprijs aldus wordt bepaald dat elk van partijen voor eigen rekening aan een makelaar naar keus vraagt deze te bepalen, waarna het gemiddelde van beide laatprijzen de te hanteren laatprijs zal zijn. Partijen hebben zich verplicht om deze laatprijs binnen twee weken na 29 november 2017 vastgesteld te hebben en zijn overeengekomen dat als de woning binnen zes maanden na
29 november 2017 niet is verkocht, de laatprijs opnieuw op voormelde wijze wordt vastgesteld. Partijen hebben zich jegens elkander verplicht om op eerste verzoek van de gevolmachtigde iedere medewerking te verlenen aan diens activiteiten ter bevordering en realisering van verkoop en levering van de woning.

2.3

[appellant] voldoet vanaf 1 januari 2009 alle woonlasten van de woning.

2.4

In de brief van [appellant] aan [geïntimeerde] van 3 oktober 2008 staat onder meer vermeld:
" Overigens hoop ik voor je dat het huis op de [a-straat 1] snel verkocht wordt, anders zul je tot die tijd dubbele lasten moeten betalen".

2.5

In de brief van [geïntimeerde] aan [appellant] van 21 november 2008 staat onder meer vermeld:

" Ik zal t/m november de hypotheek en de huurderslasten betalen. Ik stel voor dat jij de aankomende maanden voor je rekening neemt. Ik heb de aankomende tijd veel onkosten agv van de verhuizing en mijn eigen hypotheek. Afhankelijk van de verkoop kunnen we in febr nieuwe afspraken maken."

2.6

In de e-mail van [appellant] aan [geïntimeerde] van 21 november 2008 staat onder meer vermeld:

"Maar gezien jouw financiële situatie is het goed als we de hypotheek vanaf december 50/50 gaan betalen." en

" Graag een schriftelijke bevestiging dat jij vanaf 1 december 2008 ook de helft gaat betalen (totdat het huis verkocht is)."

2.7

In de e-mail van [appellant] van 27 december 2008 staat onder meer vermeld:
" Zoals al eerder aangegeven zal ik per 1 januari 2009 de woning aan de [a-straat 1] betrekken. Vanaf dat moment zal ik ook de lasten van de woning voor mijn rekening nemen."

2.8

In de brief van [appellant] aan [geïntimeerde] van 29 juli 2009 staat onder meer vermeld:

" Ik stel je aansprakelijk voor jouw aandeel (50%) in de hypotheekverplichting van onze gezamenlijke woning ( [a-straat 1] te [A] ) richting de bank vanaf 1 januari 2009, aangezien ik vanaf deze datum de hypotheek geheel alleen voldoe. Ik ben bereid de gehele hypotheeklast door te blijven betalen onder voorbehoud van het recht om het door mij teveel betaalde bij verkoop van de woning met jouw aandeel in de overwaarde te verrekenen. Ik beschouw deze schuld als direct opeisbaar, maar acht je van rechtswege in verzuim vanaf het moment van levering van de woning aan de derde-koper. Indien de woning bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT