Uitspraak Nº 200.185.506/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-01-24

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:602
Date24 Enero 2017
Docket Number200.185.506/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.185.506/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/109704 / FA RK 15-793)

beschikking van 24 januari 2017

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. T. Meier te Meppel,

en

[verweerder] ,

wonende te [A] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. J.B.F. Soppe te Assen.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 11 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 10 februari 2016;

- een journaalbericht van mr. Soppe van 18 juli 2016 met productie(s);

- een journaalbericht namens mr. Meier van 5 september 2016 met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Meier van 7 november 2016 met de mededeling dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 13 september 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten die beiden pleitaantekeningen hebben overgelegd.

3 De vaststaande feiten
3.1

De man en de vrouw zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2002;

- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2003, en

- [de minderjarige3] (hierna: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2006,

over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. Partijen zijn feitelijk uiteen gegaan in oktober 2013. De kinderen staan ingeschreven op het adres van de vrouw.

3.2

Partijen hebben op 14 november 2013 een convenant beëindiging samenlevings-contract (hierna: het convenant) opgemaakt en ondertekend en op 15 november 2013 een ouderschapsplan. In artikel 1.7 van het ouderschapsplan zijn ouders een co-ouderschap overeengekomen. In artikel 4.2 van het ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat zij als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ieder een bedrag van € 500,- per maand (samen € 330,- per kind per maand) zullen storten op een gezamenlijke (kinder)rekening. In artikel 4.3 is opgenomen dat van deze rekening lopende uitgaven voor uitsluitend de eigen kinderen worden gedaan. Daarnaast is opgenomen dat boodschappen voor eigen rekening van beide ouders komen en niet van de gezamenlijke rekening betaald dienen te worden. In onderling overleg hebben partijen genoemde bijdrage per 1 juni 2014 verlaagd naar € 400,- per maand. Deze bijdrage bedraagt met ingang van

1 januari 2015 ingevolge de wettelijke indexering € 403,20 per maand.

3.3

Uit de relatie van de vrouw en haar nieuwe partner is [in] 2015 een zoon geboren, [de minderjarige4] genaamd.

3.4

Bij vonnis van 22 december 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is de man veroordeeld om wegens achterstallige alimentatie over de periode van september 2014 tot en met april 2015 een bedrag van € 1.412,- op de gezamenlijke rekening die op naam van de kinderen is gesteld, te storten, vermeerderd met de wettelijke rente.

4 De omvang van het geschil
4.1

In geschil is de door de man verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] (hierna ook: kinderalimentatie). De rechtbank heeft in de bestreden beschikking die bijdrage met ingang van 1 oktober 2014 vastgesteld op € 144,- per maand en vanaf 1 januari 2015 op € 145,- per maand.

4.2

De vrouw is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van

11 november 2015. Grief I ziet op de juridische status van de tussen partijen over de kinderen gemaakte financiële afspraken in verband met artikel 1:401 BW, grief II op (het door de vrouw voorzien in) de behoefte van de zoon van de vrouw en haar nieuwe partner [de minderjarige4] , grief III op de ingangsdatum en grief IV op de kostenveroordeling. De vrouw verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 11...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT