Uitspraak Nº 200.187.767_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-06-26

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:2735
Date26 Junio 2018
Docket Number200.187.767_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.187.767/01

arrest van 26 juni 2018

in de zaak van

1 [appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,

2. [appellant 2] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,

appellanten,

hierna ook aan te duiden als de werknemers,

advocaat: mr. C.M.H.M. van Oijen te Venlo,

tegen

Comserve Network Netherlands B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als Comserve,

advocaat: mr. N.S. Arendsen te 's-Hertogenbosch,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 mei 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer 4186375/431 15-4679 gewezen vonnis van 10 december 2015.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenarrest van 3 mei 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;

  • -

    het proces-verbaal van die comparitie van 14 juni 2016, waarbij de zaak aanvankelijk is verwezen naar de rolzitting van 13 december 2016 voor mediation;

  • -

    de memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis met producties;

  • -

    de memorie van antwoord met producties.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6 De beoordeling
6.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

6.1.1.

Werknemers zijn op respectievelijk 1 juni 2005 ( [appellant 1] ) en 1 september 2007 ( [appellant 2] ) in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Comserve in de functie van monteur. Hun salaris bedroeg in oktober 2016 respectievelijk € 2.553,81 voor [appellant 1] en € 2.280,27 voor [appellant 2] bruto per maand.

6.1.2.

Tot 1 april 2015 zijn zij werkzaam geweest op de serviceafdeling in [vestigingsplaats] van de rechtsvoorganger van Comserve. Met ingang van 1 april 2015 is sprake van overgang van onderneming. De rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst tussen werknemers en de rechtsvoorganger van Comserve zijn op dat moment overgegaan op Comserve.

6.1.3.

Van 1 april tot 22 april 2015 zijn werknemers vrijgesteld van werkzaamheden. Vanaf 22 april 2015 geldt [standplaats 1] als hun standplaats.

6.1.4.

De afstand woon-werkverkeer naar de standplaats [standplaats 2] was 31 km enkele reis voor beide werknemers. De afstand woon-werkverkeer naar de standplaats [standplaats 1] is voor [appellant 2] 133 kilometer enkele reis en voor [appellant 1] 136 kilometer enkele reis.

6.1.5.

[appellant 2] ontving tot 1 april 2015 een reiskostenvergoeding van € 165,-- netto per maand. [appellant 1] ontving tot 1 april 2015 een reiskostenvergoeding van € 130,-- netto per maand. Vanaf 1 mei 2015 ontvingen beide werknemers gedurende zes maanden een reiskostenvergoeding van € 360,80 netto.

Vanaf 1 oktober 2015 komen zij, aldus Comserve, slechts in aanmerking voor een reiskostenvergoeding ad € 180,80 netto per maand, zijnde de maximale reiskostenvergoeding bij Comserve.

6.2.

In eerste aanleg vorderden werknemers -voor zover in hoger beroep nog van belang- veroordeling van Comserve tot betaling van een maandelijkse reiskostenvergoeding van respectievelijk € 707,56 netto ( [appellant 2] ) en € 723,52 netto ( [appellant 1] ) vanaf 1 april 2015 zolang hun arbeidsovereenkomsten voortduren en tot betaling van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 292,92, met wettelijke rente over die bedragen vanaf 22 april 2015.

6.2.1.

In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter Comserve veroordeeld:

- om aan zowel [appellant 2] als [appellant 1] te betalen een reiskostenvergoeding van:

€ 360,80 per maand over de periode van 22 oktober 2015 tot en met 21 april 2016;

€ 315,80 per maand over de periode van 22 april 2016 tot en met 21 april 2017;

€ 270,80 per maand over de periode van 22 april 2017 tot en met 21 april 2018;
€ 225,80 per maand over de periode van 22 april 2018 tot en met 21 april 2019;

- om aan [appellant 2] en [appellant 1] te betalen een bedrag van € 108,24 aan buitengerechtelijke kosten.

De proceskosten zijn gecompenseerd.

6.3.

Werknemers hebben in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Werknemers hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen in eerste aanleg, met dien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT