Uitspraak Nº 200.187.917/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-10-24

ECLIECLI:NL:GHAMS:2017:4342
Docket Number200.187.917/01
Date24 Octubre 2017
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.187.917/01

zaaknummer rechtbank: C/14/158505 / FA RK 14-2404

beschikking van de meervoudige kamer van 24 oktober 2017 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. J.H.M. de Boer te Alkmaar,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vrouw,

en

[kind A] ,

wonende te [woonplaats] .

hierna te noemen: [kind A] ,

en

[kind B] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [kind B] ,

verweerders in het principaal hoger beroep,

verzoekers in het incidenteel hoger beroep,

hierna gezamenlijk te noemen: de verweerders,

advocaat mr. E.F.E. Hoekstra te Heerhugowaard.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 23 december 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

De man is op 22 maart 2016 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 23 december 2015.

2.2.

De verweerders hebben op 15 juni 2016 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3.

De man heeft op 1 september 2016 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 30 september 2016 met bijlagen (producties 13 tot en met 24), ingekomen op 3 oktober 2016;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 3 oktober 2016 met bijlagen (producties 25 tot en met 29), ingekomen op 4 oktober 2016;

- een journaalbericht van de zijde van de verweerders van 4 oktober 2016 met bijlagen (producties H tot en met J), ingekomen op 4 oktober 2016;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 4 oktober 2016 met bijlagen (producties 30 tot en met 33), ingekomen op 5 oktober 2016.

2.5.

De mondelinge behandeling heeft op 14 oktober 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw en [kind A] , bijgestaan door hun advocaat, die tevens verscheen namens [kind B] .

De advocaat van de man en de advocaat van verweerders hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

[kind B] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

2.6.

Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof de volgende stukken ingekomen:

- een faxbericht van de zijde van de man van 25 november 2016 met bijlagen (producties 34 en 35), ingekomen op diezelfde datum;

- een faxbericht van de zijde van de vrouw van 25 november 2016 met bijlagen (producties K tot en met M), ingekomen op diezelfde datum;

- een faxbericht van de zijde van de man van 9 december 2016 met bijlagen (producties 36 tot en met 38), ingekomen op diezelfde datum;

- een faxbericht van de zijde van de vrouw van 9 december 2016 met bijlage (productie N), ingekomen op diezelfde datum.

3 De feiten
3.1.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2.

Het huwelijk van partijen is op 4 april 2005 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 31 maart 2005.

3.3.

De man en de vrouw zijn de ouders van [kind A] , geboren [in] 1993, en [kind B] , geboren [in] 1996 (hierna ook: de kinderen).

[kind B] (inmiddels meerderjarig) heeft de vrouw, net als in eerste aanleg, bij schriftelijke volmacht van 21 april 2016 gemachtigd namens hem in deze procedure als zijn procesvertegenwoordiger op te treden.

3.4.

Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

3.5.

Bij beschikking van 31 maart 2005 heeft de rechtbank Alkmaar bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand als uitkering tot levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) van de vrouw € 1.500,- per maand zal voldoen en als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) € 400,- per kind per maand zal voldoen.

3.6.

Ten aanzien van de man is het volgende gebleken:

Hij is geboren [in] 1964. Hij woont samen met mevrouw [X] (hierna: [X] ). Uit deze relatie is geboren [de minderjarige] [in] 2008 (hierna: [de minderjarige] ).

Per 1 november 2013 is de arbeidsovereenkomst van de man met de [B.V.] . bij beschikking van 31 oktober 2013 door de rechtbank Noord-Holland (locatie Zaandam) ontbonden. Blijkens deze beschikking is aan de man een vergoeding toegekend van € 120.000,- bruto.

In de periode van 2 december 2013 tot 1 juni 2016 heeft de man een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet (hierna: WW-uitkering) ontvangen. Blijkens de jaaropgaaf 2015 van het UWV had hij in dat jaar een fiscaal loon van € 36.283,-.

De man had blijkens het fiscaal rapport 2002 een verzamelinkomen van € 64.594,- in 2002.

De man had blijkens de salarisspecificatie van juni 2004 een salaris van € 7.250,- bruto per maand (exclusief vakantiegeld en bonus).

Tot en met november 2014 heeft de man maandelijks een bijdrage van € 400,- in de kosten van levensonderhoud en studie van [kind A] betaald.

Vanaf 1 februari 2014 heeft de man een bijdrage van € 600,- aan partneralimentatie betaald.

Tot 1 juni 2016 heeft de man maandelijks met tussenkomst van het LBIO de geïndexeerde bijdrage (in 2016: € 477,99) ten behoeve van de kosten van levensonderhoud en studie van [kind B] betaald. Omdat de WW-uitkering van de man is beëindigd, is het LBIO gestopt met innen.

Blijkens het overzicht van 7 september 2016 van het LBIO staat er nog een bedrag van € 23.801,85 open (€ 50.256,18 - € 26.454,33).

De man heeft aandelen in een tweetal ondernemingen: [onderneming A] en [onderneming B]

Uit de overgelegde publicatiebalans en winst- en verliesrekening van [onderneming B] van 2014 blijkt een bedrijfsresultaat van € 3.468,- na belasting.

Uit de overgelegde publicatiebalans van [onderneming A] van 2014 blijkt een bedrijfsresultaat van € 4.727,- na belasting (€ 872.862,- -/- € 868.135,-).

3.7.

Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken:

Zij is geboren [in] 1965.

Zij is in loondienst werkzaam bij [bedrijf 1] en bij [bedrijf 2] Haar salaris bedroeg:

- € 1.306,18 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie juli 2016 ( [bedrijf 1] );

- € 841,66 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie augustus 2016 ( [bedrijf 1] );

- € 828,56 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie september 2016 ( [bedrijf 1] );

- € 67,44 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie juli 2016 7.1 ( [bedrijf 2] );

- € 161,59 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie juli 2016 7.2 ( [bedrijf 2] );

- € 80,80 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie juli 2016 7.3 ( [bedrijf 2] );

- € 80,21 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie augustus 2016 8.1 ( [bedrijf 2] );

- € 160,42 bruto exclusief vakantietoeslag blijkens de salarisspecificatie augustus 2016...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT