Uitspraak Nº 200.187.307/01. Gerechtshof Den Haag, 2016-06-08

ECLIECLI:NL:GHDHA:2016:2060
Date08 Junio 2016
Docket Number200.187.307/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 8 juni 2016

Zaaknummer : 200.187.307/01

Rekestnummer rechtbank : JE RK 15-3636

Zaaknummer rechtbank : C/10/489794

[appellante] [appellante],

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat voorheen mr. K.M. van Wijngaarden, thans mr. K.C. Diepstraten te Leiden,

tegen

Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Als belanghebbende is aangemerkt:

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. W.R. Arema te Rotterdam.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 11 maart 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2016 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. Op 13 april 2016 heeft de moeder een aanvullend beroepschrift ingediend.

De vader heeft op 20 april 2016 een verweerschrift ingediend.

De gecertificeerde instelling heeft op 3 mei 2016 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de moeder:

  • -

    op 6 mei 2016 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

  • -

    op 10 mei 2016 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;

  • -

    op 12 mei 2016 een brief van diezelfde datum met bijlage.

De zaak is op 18 mei 2016 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

  • -

    de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • -

    de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

  • -

    [naam] namens de raad;

  • -

    [naam] en [naam] namens de gecertificeerde instelling.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam] , geboren op [in] 2008 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige), verlengd tot 11 juli 2016. Voorts is Yulius GGZ in plaats van Lucertis verzocht overeenkomstig de in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te geven beschikking een psychodiagnostisch onderzoek te verrichten naar de minderjarige om te kunnen beslissen op de vraag of en zo ja, hoe en in hoeverre het in het belang van de minderjarige is om contact te hebben met haar moeder en beide ouders van de minderjarige daarbij te betrekken en hierover de rechtbank te rapporteren en te adviseren met betrekking tot de vragen:

  • -

    wat is er met de minderjarige aan de hand?

  • -

    kan het contact met de moeder worden hersteld, en zo ja, hoe?

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

  • -

    de vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit;

  • -

    de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vader;

  • -

    de minderjarige staat sinds 11 februari 2013 onder toezicht van de gecertificeerde instelling.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn:

  • -

    de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van 11 februari 2016 tot 11 juli 2016;

  • -

    de vervanging van de gecertificeerde instelling;

  • -

    de benoeming van een bijzondere curator.

2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen dat Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als gecertificeerde instelling wordt vervangen door Het Leger des Heils, dan wel het verlengingsverzoek af te wijzen en over te gaan tot benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW.

3. De gecertificeerde instelling verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen, alsmede het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator af te wijzen.

4. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT