Uitspraak Nº 200.188.975. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2016-10-18

ECLIECLI:NL:GHARL:2016:8262
Date18 Octubre 2016
Docket Number200.188.975
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.188.975

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 4660506)

beschikking van 18 oktober 2016

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [plaatsnaam] ,

verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,

hierna: [verzoekster] ,

advocaat: mr. J.H. Vegter,

tegen:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM,

gevestigd te Nieuwegein,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,

hierna: NVM,

advocaat: mr. F. Samson.

1
1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht) van 12 februari 2016.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure is als volgt:

- het beroepschrift producties van [verzoekster] met de stukken van de eerste aanleg, ter griffie ontvangen op 6 april 2016;

- het verweerschrift met producties van NVM;

- de brief van mr. Vegter van 30 augustus 2016 met de producties XVIII tot en met XX;
- het faxbericht van mr. Samson van 1 september 2016;
- de brief van mr. Samson, ontvangen op 2 september 2016, met productie XII;
- de op 9 september 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.

2.2

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op
25 oktober 2016 of zoveel eerder als mogelijk is.

2.3

[verzoekster] heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en, opnieuw recht doende, te oordelen dat het verzoek van NVM tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is toegewezen en, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, aan [verzoekster] een billijke vergoeding toe te kennen van € 100.000,-, met veroordeling van NVM in de kosten van beide instanties.

3
3. De feiten
3.1

In hoger beroep staan de volgende feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast.

3.2

Op het hoofdkantoor van NVM werken 85 personen. Er zijn binnen NVM vier

afdelingen, waaronder de Afdeling Ledenservice. De Afdeling Ledenservice bestaat uit

Consumentenvoorlichting, Lidmaatschapszaken, Relatiebeheer en de Juridische Dienst. De

directeur van de NVM is [directeur] (hierna: [directeur] ).

3.3

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 oktober 2006 in dienst van

NVM getreden als medewerker lidmaatschapszaken.

3.4

In 2008 was [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) de leidinggevende van [verzoekster] . In het beoordelingsformulier over de periode van 15 november 2007 tot december 2008, gedateerd 10 december 2008, heeft [persoon 1] onder meer het volgende vermeld:

“(…) Het verschil van inzicht over de verantwoordelijkheden van een juridisch medewerker Ledenservice en de onderlinge verhouding heeft de relatie tussen [persoon 1] en [verzoekster] dit jaar enkele keren op scherp gezet. [persoon 1] heeft daarnaast moeite met de negatieve blik die zij bij [verzoekster] ontwaart op de NVM in het algemeen en [persoon 1] in het bijzonder. [persoon 1] ziet frustratie in de houding van [verzoekster] , maar deze ontkent dat of spreekt het pas laat uit. (…)”

3.5

Op 1 april 2010 hebben partijen een functieomschrijving ondertekend, waarin de

functienaam luidt: “Juridisch medewerker lidmaatschapszaken/Jurist”.

3.6

In een gespreksverslag van 28 januari 2011, dat is opgemaakt naar aanleiding van een gesprek over doelstellingen voor 2011 tussen [verzoekster] en haar toenmalige leidinggevende [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) staat onder meer het volgende vermeld:

“(...) In het gesprek hebben we uitgebreid stilgestaan hij jouw frustraties omtrent het omgaan van de NVM met zijn personeel, zoals het nieuwe arbeidsreglement en de te betalen cursussen door personeel. Je hebt problemen met de wijze waarop [directeur] (hof: [directeur] ) zaken brengt. Het salaris van de NVM is al niet eens marktconform (bij [verzoekster] zelfs nog lager dan bij haar directe collega’s!), nu probeert de NVM ook nog de secundaire arbeidsvoorwaarden van tafel te vegen. Je emoties hierover zijn groot en frustreren je. Ik heb die zorg niet weg kunnen nemen.

Ook al vind je je werk erg leuk, je voelt je (/bent) de vuilnisbak op de afdeling. Je moet wel de 1e lijns JD opvang doen en de achtervang van de gehele afdeling lidmaatschapszaken inclusief soms secretariaat, maar voor het eigen werk is geen achtervang en de achtervang van [persoon 3] ligt ook nog steeds bij jou. (…) Je maakt je zorgen over het wegvallen van [persoon 3] (bij mogelijke zwangerschap) en [persoon 4] (pensioenleeftijd over 1,5 jaar). Ik heb je gemeld deze zorgen met je te delen maar binnen mijn mogelijkheden nog geen oplossingen te zien. (…)”

3.7

Tijdens een afdelingsbijeenkomst op 9 maart 2011 heeft [directeur] het nieuwe

arbeidsreglement toegelicht. In een door [persoon 5] (werkzaam bij NVM op de afdeling P&O, hierna: [persoon 5] ) op 10 maart 2011 geschreven e-mailbericht aan [coach] , die [verzoekster] in 2011 op kosten van NVM als coach heeft begeleid, staat:

(…) Gisteren is het hier volkomen uit de hand gelopen met [verzoekster] . Ze heeft verleden week en gisteren deelgenomen aan een sessie waarbij [directeur] per afdeling het nieuwe arbeidsreglement toelicht. Verleden week was ze al storend aanwezig. Ze wilde nog een keer een sessie bijwonen want ze vond dat ze nog meer vragen had. Gisteren was ronduit provocerend, brutaal en respectloos gedrag gericht op de werkgever. (…) Ze zat in de sessie bij alles wat [directeur] zei er door heen te praten. Had overal commentaar op. Ze keek op een lachende uitdagende manier naar haar en maakte foute grappen als de sanctiebedragen zullen wel naar de bonus van [directeur] gaan etc. (…) In het gesprek met [directeur] en [persoon 2] gaf ze aan dit allemaal niet te herkennen en dat ze gewoon zo is. (…) Anderhalf uur na het gesprek is ze ziedend naar de kamer van [persoon 2] gekomen dat dit allemaal geen stijl is en haar zo met [directeur] te confronteren. Dat ze een rechtszaak ging aanspannen en wat allemaal niet meer. Daarna heeft ze nog even over de gang lopen tieren en is ze naar huis gegaan.(…)”

3.8

In een door [persoon 2] en [verzoekster] ondertekend functioneringsverslag van 28 juli 2011 schrijft [persoon 2] dat de relatie tussen haar en [verzoekster] weer is genormaliseerd maar dat [persoon 2] zich zorgen maakt of dit niet tijdelijk zal zijn. [persoon 2] vond het moeilijk te begrijpen dat [verzoekster] enerzijds graag hij de NVM werkt maar anderzijds zo gefrustreerd is over zaken binnen de NVM.

3.9

[verzoekster] is op 1 september 2011 lid geworden van de Ondernemingsraad (hierna: de OR) van NVM.

3.10

Eind 2011 en begin 2012 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen [verzoekster] , [directeur] en [persoon 5] over het salaris van [verzoekster] . Volgens [verzoekster] was dat te laag.

3.11

Naar aanleiding van een gesprek op 16 februari 2012 tussen [verzoekster] , [persoon 2] en [directeur] heeft [directeur] op dezelfde dag omstreeks 15.00 uur een e-mailbericht met een officiële waarschuwing aan [verzoekster] gestuurd. Dit bericht heeft [directeur] die middag ook als brief aan [verzoekster] overhandigd. In het bericht staat onder meer het volgende vermeld:

“(...)Directe aanleiding voor deze brief is een aantal opmerkingen die van jouw kant in het gesprek werden ingebracht: ‘ [persoon 2] , met hoeveel mensen heb jij wel niet een conflict?’ en ‘ [persoon 2] , jij weet nog steeds niet welke werkzaamheden ik allemaal doe, aan wie ligt dat?’ Ik heb in het gesprek reeds aangegeven dat ik dergelijke opmerkingen op deze toonzetting niet gepast vind en jou gevraagd daar over na te denken. Jouw gedrag kwam respectloos en beledigend op ons over. Toen bleek dat jij niets met mijn opmerkingen deed en het gesprek in dezelfde sfeer wilde doorzetten, heb ik het gesprek beëindigd en aangekondigd dat ik een gesprek tussen jou en mij zou voortzetten later op deze dag (15.30 uur). Dit is niet de eerste keer dat wij met jou in gesprek zijn over jouw gedrag. In 2011 is er ook een gesprek geweest tussen jou, [persoon 2] en mijzelf naar aanleiding van een aantal opmerkingen van jouw’ kant tijdens een personeelsbijeenkomst over het arbeidsreglement. Ook toen is aangegeven dat wij een dergelijk optreden van jouw kant niet accepteren. Vervolgens hebben er een aantal gesprekken plaatsgevonden tussen jou en jouw manager [persoon 2] onder leiding van een coach. [coach] (Ebius). Daarnaast zijn er individuele sessies geweest met [coach] . Doel van deze gesprekken was om anders te reageren op situaties, waarbij jij het gevoel hebt dat jouw onrecht wordt aangedaan en/of jij je niet begrepen voelt.

Helaas moet ik constateren dat er binnen een jaar tijd verschillende incidenten zijn geweest die gerelateerd zijn aan jouw gedrag. Ik kan de manier waarop jij ons bejegend niet tolereren. (...) Bij deze geef ik je een officiële waarschuwing dat dit soort gedragingen zich niet meer voordoen. Bij een volgend incident zal ik dan ook genoodzaakt zijn nadere stappen te ondernemen. (...)”

3.12

[verzoekster] heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van 20 februari 2012. Hierin schrijft zij onder meer het volgende:

“(...)Het gesprek werd vervolgens naar mijn gevoel door jullie gezamenlijk gestuurd naar mijn zogenaamde houding en dat mijn opmerkingen respectloos waren. Ik heb aangegeven dit niet zo te zien. Jij zei vervolgens niet meer verder te willen praten en mij daar persoonlijk om vier uur nogmaals over te willen spreken. Tot die tijd moest ik maar eens nadenken over mijn opmerkingen. Later kreeg ik van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT