Uitspraak Nº 200.191.615/01 en 200.191.616/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-08-22

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:7419
Date22 Agosto 2017
Docket Number200.191.615/01 en 200.191.616/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.191.615/01 & 200.191.616/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C18/134885/FA RK 12-1429)

beschikking van 22 augustus 2017

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal appel,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel appel,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. J.S. Özsaran te Groningen,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] (Turkije),

verweerster in het principaal appel,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel appel,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. T. Karasu te Apeldoorn.

1 Het geding in eerste aanleg
1.1

Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 15 april 2014, 27 mei 2014 (herstelbeschikking), 9 september 2014, 24 maart 2015 en 16 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift tevens schorsingsverzoek met productie(s), ingekomen op 12 mei 2016;

- het verweerschrift tevens (voorwaardelijk) incidenteel appel met productie(s);

- een journaalbericht namens mr. Özsaran van 5 juli 2016 met productie(s);
- het verweerschrift in het (voorwaardelijk) incidenteel appel (voor beide zaaknummers);
- een journaalbericht van mr. Karasu van 15 maart 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Özsaran van 24 maart 2017 met productie(s).

2.2

Het hof laat de als productie 1 bij het journaalbericht van mr. Karasu van 15 maart 2017 gevoegde bonnetjes met het oog op de goede procesorde buiten beschouwing omdat die zijn voorzien van vertaling noch toelichting.

2.3

Het hof heeft op 9 augustus 2016 een beschikking gegeven op het schorsingsverzoek.

2.4

De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft op 27 maart 2017 plaatsgevonden. De man is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw heeft zich doen vertegenwoordigen door haar advocaat mr. Karasu.

Nagekomen stukken
2.5 Het hof heeft kennisgenomen van de met toestemming van het hof ingebrachte nagekomen stukken:

- een journaalbericht van mr. Özsaran van 30 maart 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Karasu van 4 april 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Özsaran van 21 april 2017 met productie(s).

3 De vaststaande feiten
3.1

Partijen zijn [in] 2001 in Turkije met elkaar gehuwd en zij zijn meteen daarna in Nederland gaan wonen. De man heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit. De vrouw heeft de Turkse nationaliteit. Partijen hebben destijds niet voor een bepaald rechtsstelsel gekozen.

3.2

Tijdens het huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, namelijk [C] , geboren te [D] [in] 2002 en [E] , geboren te [F] [in] 2003.

3.3

In de periode 2003/2004 hebben partijen een (casco) woning gekocht aan [de a-straat]
8 in [A] , waar zij gedurende het huwelijk samen met de ouders van de man hebben gewoond. De vrouw heeft begin 2010 dan wel 2011 de echtelijke woning verlaten en is naar Turkije teruggekeerd. De woning is op 3 maart 2011 geleverd aan de ouders van de man.

3.4

De man heeft op 3 juli 2012 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland waarin hij heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

I. tussen partijen, die [in] 2001 in [B] (Turkije) zijn gehuwd, de
echtscheiding uit te spreken;
II. het hoofdverblijf van de beide minderjarige kinderen van partijen bij de man te
bepalen;

III. de man te belasten met het eenhoofdig gezag over de beide kinderen;

IV. kosten rechtens.

3.5

De vrouw heeft op 19 november 2012 een verweerschrift ingediend waarin zij heeft geconcludeerd tot toewijzing van het echtscheidingsverzoek en afwijzing van de verzoeken van de man betreffende het hoofdverblijf van de kinderen, het gezag en de proceskosten. Daarbij heeft de vrouw zelfstandige verzoeken geformuleerd om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen;

II. voor zover dit verzoek wordt afgewezen, een omgangsregeling tussen de vrouw en de
kinderen vast te stellen;

III. te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de
kinderen aan de vrouw een bedrag van € 223,50 per kind per maand dient te betalen;

IV. te bepalen dat het door de vrouw opgestelde ouderschapsplan onderdeel zal uitmaken
van de beschikking;

V. te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, bij
vooruitbetaling, een bedrag van € 995,- per maand aan de vrouw dient te voldoen;

VI. de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen op de wijze als door de
vrouw onder punt 18 van het verweerschrift verzocht, subsidiair de man te veroordelen
over te gaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van een
notaris en onzijdig persoon als naar de wet;

VII. de kosten van de procedure te compenseren.

3.6

De man heeft op 14 januari 2013 een verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw ingediend en daarbij het zelfstandig verzoek gedaan partijen te veroordelen om met elkaar over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

3.7

In de bestreden beschikking van 15 april 2014, zoals verbeterd/aangevuld bij beschikking van 27 mei 2014, heeft de rechtbank als volgt beslist:

"spreekt de echtscheiding uit tussen partijen die [in] 2001 in [B] (Turkije) met elkaar huwden;

bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarigen [C] , geboren [in] 2002 te
[D] , en [E] , geboren [in] 2003 te [D] , bij de man is;

bepaalt dat dat de man, met uitzondering van de vrouw, belast is met het gezag over voormelde
minderjarigen;

bepaalt dat de man de vrouw een keer per drie maanden dient te informeren over de gezondheid en de schoolresultaten
van de minderjarigen;

bepaalt dat de vrouw gerechtigd is om op regelmatige basis belcontact met de minderjarigen te hebben, alsmede
omgang op de momenten dat de minderjarigen op vakantie in Turkije zijn;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudende ten aanzien van de
echtscheiding;


houdt iedere overige beslissing aan;

verwijst de zaak naar de zitting van 13 mei 2014 op welke zitting partijen, onder opgave van
verhinderdata, een akte kunnen nemen als in overweging 2.2., 3.5 en 3.6 weergegeven. "

3.8

In de bestreden beschikking van 9 september 2014 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar een nadere zitting, partijen in de gelegenheid een nadere akte te nemen en iedere verdere beslissing aangehouden. Partijen hebben op 14 oktober 2014 een akte genomen en nadere stukken ingediend.

3.9

De echtscheidingsbeschikking is op 8 december 2014 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, waardoor het huwelijk van partijen is ontbonden.

3.10

In de bestreden beschikking van 24 maart 2015 heeft de rechtbank andermaal de zaak verwezen naar een nadere zitting, partijen in de gelegenheid een nadere akte te nemen en iedere verdere beslissing aangehouden. Partijen hebben een akte genomen en nadere stukken ingediend.

3.11

In de bestreden beschikking van 16 februari 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist:

"bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw per 1 januari 2015 een bedrag van
€ 569,-- per maand aan de vrouw dient te voldoen;


bepaalt dat de man met betrekking tot de verschillende gouden sieraden van de vrouw een bedrag van € 27.759,86 aan
de vrouw dient te voldoen;


bepaalt dat de man zo spoedig mogelijk de bruidsschat aan de vrouw dient af te geven dan wel (doen) afgeven;

bepaalt dat de man in verband met de spaarpolis en de spaargelden een bedrag van € 11.750,-- aan de vrouw dient te
voldoen;


compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;


verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;


wijst af het meer of anders verzochte."

3.12

De man heeft, nadat hij in Nederland het echtscheidingsverzoek had ingediend, ook in Turkije een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt. Tot de stukken behoort in dit verband onder meer een beschikking van de rechtbank in Malkara van 9 oktober 2012 waaruit blijkt dat de echtscheidingsprocedure op 8 oktober 2012 aldaar aanhangig is gemaakt. Tot de stukken behoort voorts een proces-verbaal van een zitting op
3 november 2015 bij de rechtbank in Malkara waarin beslissingen zijn opgenomen in het kader van de echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft toegelicht dat daartegen geen hoger beroep is ingesteld.

3.13

Het hof heeft in de beschikking van 9 augustus 2016 ter zake van het schorsingsverzoek in dit verband onder meer het volgende overwogen:

"Op verzoek van de man van 3 juli 2012 is bij beschikking van rechtbank Noord-Nederland van 15 april 2014 tussen
partijen de echtscheiding uitgesproken. Op 19 november 2012 heeft de vrouw in een tegenverzoek onder meer om
vaststelling van een door de man te betalen partneralimentatie verzocht. Blijkens de stukken is later ook in Turkije
verzocht om echtscheiding en om vaststelling van een partneralimentatie. Blijkens een proces-verbaal van de zitting
van 3 november 2015 van de rechtbank in Malkara in Turkije heeft zij onder meer besloten de echtscheiding tussen
partijen uit te spreken en een partneralimentatie vastgesteld met ingang van 20 december 2013 waarbij elke maand 500
TL (het hof begrijpt: Turkse lira) bij de man wordt geïnd en aan de vrouw wordt voldaan. Partijen zijn het er over eens
dat 500 TL thans € 155,64 bedraagt. Ter zitting van het hof is gebleken dat de vrouw ter uitvoering van de bestreden
beschikking (in Nederland) loonbeslag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT